Theaterbegrippen 2 meerkeuze-bovenbouw

• Drama
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Theaterbegrippen

Kunst Drama - oefentoets bovenbouw

LESDOEL: 

inzicht krijgen in hoe goed je de stof kent & kan toepassen

LESDOEL:
inzicht krijgen in hoe goed je de stof kent & kan toepassen.
Ik schat in dat ik...:

1. ... dit fantastisch ga doen; ik weet alles al
2. ... dit best aardig ga doen; ik weet al veel
3. ... vast wel een aantal dingen weet, maar ook best veel nog niet weet
4. ... dit niet best ga maken; ik denk dat ik te weinig weet

Wat zijn de 5 'spelgegevens'?

1. kostuum-tekst-geluid-rekwisieten-decor
2. houding-gebaar-mimiek-tekst-geluid
3. rol-ruimte-actie-tijd-motief
4. wie-waar-wat-wanneer-waarom

waaruit bestaat 'non-verbaal spel'

1. geluid-attribuut-gezicht
2. bovenlichaam-onderlichaam-hoofd
3. houding-gebaren-mimiek
4. houding-decor-mimiek

wat kan concreet helpen om een personage met diepgang te spelen?

1. "doel-motief-conflict-strategie" bedenken voor je rol
2. kostuum zoeken dat bij je rol past
3. de 4e wand doorbreken
4. decor neerzetten zodat je richting publiek kunt spelen

de elementen uit de vorige vraag kun je uitwerken door deze zin specifiek in te vullen voor je personage:

1. mijn personage vindt... want...en...omdat....
2. mijn personage zegt... want...en...doet....
3. mijn personage wil... want...maar...dus....
4. mijn personage kijkt... voelt...hoort...proeft....

Wat betekent "ensceneren"?

1. mise-en-scene of 'in scene zetten'
2. De manier waarop de middelen zijn samengevoegd tot het geheel van de voorstelling
3. Een eigen scène schrijven, regisseren, vormgeven en zelf spelen
4. Dramatiseren van een scène, bv. vanuit een boek of werkelijke gebeurtenis

Leg uit wat "dramatiseren" is.

1. Een tragedie van een stuk maken
2. Vorm van toneelspelen waarbij spelers onvoorbereid zijn
3. Theatraal vormgeven van een verhaal of idee
4. Een toneelstuk maken vanuit een bestaande toneeltekst

Wat zijn de "theatrale middelen"?

1. Wie, wat, waar, waarom en waardoor?
2. Spelgegevens & Enscenering & Materiële vormgevingsmiddelen
3. Middelen om het theaterstuk naar een hoger plan te tillen
4. Vormgeven van een theaterstuk

wat is het verschil tussen een "objectieve" en een "subjectieve" uitleg / beschrijving

1. * objectief = wat je ZIET * subjectief = wat dat kan BETEKENEN
2. * objectief = FEITELIJK * subjectief = gebaseerd op een MENING
3. * objectief = BLIKRICHITNG van een speler * subjectief = BEWEGING van een speler
4. * objectief = DECOR * subjectief = de TEKST van een stuk

Hoe kun je een "decor" van een voorstelling 'objectief' beschrijven?

1. Kleur, vorm, materiaal, grootte, plaatsing in de ruimte
2. Kleur, bijzonder, handgemaakt, nep
3. Functie, kleur, sfeer, origineel, gek
4. Mooi, lelijk, materiaal, functie, effect

Wat bedoelen we met 'kap en grime'?

1. Verkleedspullen met een hoofdkap
2. Kapsels, schmink en make up
3. Make up en maskers
4. Make up artist

Wat is mise-en-scène?

1. Dans op het speelvlak
2. Positie/beweging ten opzichte van de ander
3. Handelingen
4. Positie ten opzichte van medespelers, decor en hoe de speler beweegt en handelt op het speelvlak

Wat zie je tijdens de 'expositie' van een toneelstuk?

1. De 5 w’s, behalve de ontwikkeling van de 'Wat'
2. Hoe het decor op het speelvlak staat
3. Samenvatting van het stuk
4. Introductie van de spelers

Wat is het 'motorisch moment'

1. Start van het conflict
2. Start van een actie
3. Einde van de actie
4. De afloop

Wat is een 'protagonist'?

1. Degene die de hoofdpersoon tegenwerkt
2. Een scheikundige substantie die voor een special effect zorgt
3. Een personage dat altijd hoge status heeft
4. De hoofdpersoon van het verhaal die je als publiek volgt

Wat is een 'antagonist'?

1. Het personage dat de hoofdpersoon helpt
2. Een personage zonder doel of motief
3. Het personage dat de hoofdpersoon tegenwerkt
4. Een acteur die elk spelaanbod blokkeert

Hoe kun je 'spanning' in een scène vergroten?

1. Dat lukt alleen met een vechtscene
2. Conflict vergroten / publiek meer informatie geven dan de personages / de climax uitstellen
3. Voordat je gaat spelen eerst uitleggen aan het publiek wie wat speelt
4. Door teksten en handelingen te herhalen en de emoties hetzelfde te houden

Wat hoort bij 'fysiek' spel?

1. Houding & beweging
2. Stem, houding en gezicht
3. Gezichtsuitdrukkingen met geluid en tekst
4. Dialoog en handelingen

Wat is 'mimiek'?

1. Mime technieken
2. Gezichtsuitdrukkingen
3. Lichaamshouding
4. Pantomime (concreet uitbeelden)

'Verbaal-spel' is...

1. spelen met mimiek en zinnen
2. Intonatie en tempo
3. geluiden en beweging
4. spelen met tekst

Wat is een 'actie'?

1. Het moment dat het stuk begint
2. Zichtbare ( en hoorbare-) start van de tekst
3. Spannende vechtscene
4. Een zichtbare handeling tijdens het spel

Wat is het tegenovergestelde van een 'Afgang' bij toneel?

1. Opkomst
2. Freeze
3. Off stage
4. Black out

Wat is een 'attribuut'?

1. Een rekwisiet
2. Hulpmiddel dat een rol ondersteunt
3. Spullen die typisch bij een personage horen
4. Decorstuk

Wat is een 'dramatische handeling'?

1. Een beweging die grotesk en dramatisch wordt ingezet
2. Eerste handeling in de spanningsboog
3. Een gebeurtenis in een gespeelde situatie
4. Een tragedie, waarbij beweging centraal staat

Wat is een 'spel impuls'?

1. Een spontaan idee of ingeving in spel
2. Zelf beginnen met spelen of aan andere spelers een spelaanbod geven
3. Eerste reactie op een actie, maar daar niets mee doen
4. Een fysieke tik waar je geen controle over hebt

Wat is een 'motief'?

1. Drijfveer voor het handelen van een personage
2. Motie aannemen
3. Inspiratie om het spel van het personage te vergroten
4. Een publiek motiveren mee te gaan in de denkwijze van de acteur

Wat is een 'type(-tje)'

1. Personage omschrijving
2. Personage dat met grote gebaren speelt en met een accent spreekt
3. Een rol waarbij 1 karaktertrek /emotie uitvergroot is uitgewerkt
4. Personage uit de commedia dell’arte

wat zijn voorbeelden van 'kunstdisciplines'?

1. theater - literatuur - podiumkunsten - beeldende kunst - dans - spoken word
2. performance - film - architectuur - literatuur - podiumkunsten - design
3. storytelling - fotografie - muziek - dans - videokunst
4. podiumkunsten - poëzie - muziek - dans - spoken word

Wat is 'pantomime'?

1. Een pan als rekwisiet voor de acteur
2. Mimespel tussen mannen die spelen met maskers
3. Een acteur omschrijft een onzichtbare deur of de geur van een roos
4. Een figuratieve en illustratieve vorm van non verbaal spel, waarbij iets vrij letterlijk wordt uitgebeeld

Wat is een 'tableau vivant' bij theater?

1. attributen in een stilleven
2. een Franse term voor theatertechniek
3. slow motion spel
4. een bevroren beeld dat gespeeld wordt door een acteur/actrice

Wat is een 'bijrol'?

1. De kleinste rol in een stuk/film
2. Een ondergeschikte rol in een toneelstuk/film
3. Het personage dat altijd bij de hoofdpersoon staat
4. Een understudy voor de hoofdrol van een stuk/film

Wat is een 'dialoog'?

1. Een stuk tekst voor 2 of meer personages
2. Een stuk tekst geschreven voor een Solo
3. Een stuk tekst, uitgevoerd door slechts 2 acteurs
4. Index van het stuk

Wat is een 'monoloog'?

1. Stuk tekst tussen 2 personages
2. Aaneengesloten tekst door 1 speler voorgedragen
3. Voor publiek als jezelf een presentatie over een onderwerp geven
4. Stuk tekst waarbij de hoofdpersoon het motorisch moment inzet

Wat doet een 'souffleur'?

1. Regisseur assisteren bij de repetities
2. Tekst meelezen en voorzeggen, indien nodig
3. Technisch ondersteuning verzorgen
4. Productionele taken, zoals het klaarleggen van de kostuums en make up

Wat bedoelen we met 'de Vierde wand'?

1. Achterwand
2. Wand waar de coulissen naartoe gaan bij een decorwissel
3. Denkbeeldige wand tussen speelvlak en publiek
4. Zijwand, waar vanuit de techniek is opgesteld

Wat is een 'coulisse'?

1. De achterwand waar je afgaat
2. Waar je staat te wachten, voordat je op moet
3. Beweegbaar zijstuk van een toneeldecor
4. Persoon die je helpt met de tekst, wanneer je een black out hebt

Wat is 'locatie theater'?

1. Een theaterstuk waarbij de locatie centraal staat
2. Wanneer een toneelstuk op een andere locatie dan in een theater wordt gespeeld
3. Een theaterstuk waarbij de acteurs de locatie uitvoerig uitbeelden
4. De locatie van het theater in een stad

Wat is kenmerkend voor 'slapstick'?

1. Praten met een accent
2. Lompe en seksuele grappen
3. Veel gooi- en smijtwerk
4. Handtastelijkheden, lawaai en platvloerse komedie

Wat is een 'metafoor'?

1. Beeldspraak; een indirecte verwijzing naar de werkelijkheid
2. Metamorfose van een personage
3. Metamorfose zichtbaar in mimiek en fysiek
4. Grootse aankondiging van een stuk

een voorbeeld van een verwijzing naar de werkelijkheid is NABOOTSING, dit betekent:

1. Een directe verwijzing naar de werkelijkheid. bv. een zoon komt ‘s nachts om 3 uur thuis, vader wordt boos omdat hij te laat is
2. Een spiegelscene; de ene speler doet de andere speler exact na in spiegelbeeld
3. Een speltechniek waarbij een aantal spelers de vorm namaken van een object met hun lichaam, bv. een auto vormen
4. Decorstukken die gebruikt worden om een ruimte na te maken, bv. een woonkamer met meubels

een voorbeeld van een verwijzing naar de werkelijkheid is OMKERING, dit betekent:

1. Het stuk begint bij het einde en we zien allerlei flashbacks tot de beginsituatie
2. De acteurs lopen en praten achterstevoren in een scene, bv. "Ollah laamella"
3. Het tegenovergestelde van de verwachting gebeurt, bv. de vader wordt boos omdat de zoon juist veel te vroeg thuis is
4. De acteurs spelen op de tribune en het publiek zit op het speelvlak

een voorbeeld van een verwijzing naar de werkelijkheid is ROLLENSPEL, dit betekent:

1. Elke acteur speelt een dubbelrol en wisselt regelmatig van kostuum
2. Een wedstrijd op het toneel tussen verschillende groepen spelers, het team dat het beste acteert wint
3. Toneel is altijd een rollenspel, want iedereen op het toneel speelt een rol
4. Het oefenen van gedrag in een nagespeelde situatie op verschillende manieren, bv. door de acteurs of door mensen in het publiek.

welke verschillende soorten 'conflicten' zijn er?

1. vechten - ruzie - schreeuwen - boosheid
2. innerlijk - onderling - attributen - decor
3. innerlijk - onderling - object - omgeving
4. emotie - karakter - object - omgeving

door deze toets heb ik geleerd

1. dat ik best al veel theatertermen ken
2. dat ik vaak twijfel over de betekenis van theatertermen
3. dat ik veel weet, maar het nog niet altijd kan toepassen in mijn spel
4. dat ik de stof echt moet herhalen en oefenen