les 3 - Verkiezingen (Mickey)


Thema 3 - Politiek- les 3 - Verkiezingen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon


Thema 3 - Politiek- les 3 - Verkiezingen

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
In de vorige les hebben wij:
  • geleerd wat met politiek wordt bedoeld;
  • geleerd wat een politieke partij is;
  • uitgezocht welke politieke partij bij ons past.

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
  • leer- en lesdoelen
  • Opdracht 'Stemmen'
  • Opdracht 'Verkiezingen'
  • Opdracht 'Verkiezing in de klas'
  • Bespreken les- en leerdoelen 

Slide 3 - Diapositive

  • Heb ik geleerd wat verkiezingen zijn en welke er in   Nederland bestaan;
  • heb ik geleerd wat er tijdens een verkiezingscampagne gebeurt;
  • heb ik geleerd hoe je stemt;
  • heb ik geleerd wat er na de verkiezingen gebeurt. 

Slide 4 - Diapositive

lesdoelen
Aan het einde van les heb ik:
  • Geoefend met het uitbrengen van mijn stem en kan ik mijn stem beargumenteren.

Slide 5 - Diapositive

Theorie 1: Regering 
Na de landelijke verkiezingen wordt er een nieuwe regering gevormd. De regering is de groep mensen die het land die het land bestuurt. De regering neemt dus de belangrijkste politieke beslissingen in Nederland. Daarnaast maakt ze nieuwe wetten en zorgt ze ervoor dat wetten goed worden uitgevoerd. 
Ministers en de koning
De regering bestaat uit de ministers en de koning. Elke minister is verantwoordelijk voor een bepaald onderwerp, zoals onderwijs of gezondheidszorg. Hij of zij neemt de politieke beslissingen over dit onderwerp en moet problemen oplossen die met dit onderwerp te maken hebben. De leider van de regering is de minister-president, ook wel premier genoemd.

Maak opdracht 1 zelfstandig op blz. 96 en 97                              Pak er een laptop bij!

Slide 6 - Diapositive

Theorie 1: Regering 
opdracht 1 Zelfstandig op blz. 96 en 97
resultaat: Je hebt opdracht 1a, b, c, d, e gemaakt en kan beargumenteren waarom stemmen belangrijk is. 
Hoe: Alleen/zelfstandig (laatste vraag met laptop) 
hulp: docent en de 3 nieuwsberichten
tijd: 15 minuten
Wat: Opdracht 1 op Blz. 96 en 97 A tot en met E.
klaar?: steek je hand op, de docent komt bij je kijken. 
            
        Pak er een laptop bij!

Slide 7 - Diapositive

Theorie 2: Verkiezingscampagne
In de periode voor de verkiezingen proberen politieke partijen jouw stem te winnen. Ze delen dan flyers uit op straat , zenden campagnefilmpjes uit op tv en doen mee aan debatten. Zo laten partijen zien waar ze voor staan en proberen ze mensen over te halen op ze te stemmen. Deze periode noem je de verkiezingscampagne. 

Verkiezingsprogramma
Een aantal maanden voor de verkiezingen presenteren politieke partijen hun verkiezingsprogramma. Hierin staan de standpunten van de partij en plannen die de partij wil doorvoeren. 

Maak opdracht 2 samen met je tweetal op blz. 99

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Vidéo

Theorie 2: Verkiezingscampagne
opdracht 2 in tweetallen op blz. 99
resultaat: Je hebt opdracht 2a, b, c gemaakt en kan uitleggen waar je op let bij het stemmen. 
Hoe: Tweetallen of alleen
hulp: buurman of buurvrouw
tijd: 10 minuten
Wat: Opdracht 2 op Blz. 99 A tot en met C
klaar?: steek je hand op, de docent komt bij je kijken. 

Maak opdracht 2 samen met je tweetal op blz. 99

Slide 13 - Diapositive

Theorie 3: Stemmen
Als je 18 jaar bent, mag je stemmen. Je krijgt dan een aantal weken voor de verkiezingen een stempas thuisgestuurd. Op de dag van de verkiezingen kun je met je stempas en identiteitsbewijs naar een stemlokaal bij jou in de buurt gaan. Daar krijg je een stembiljet waarop de kandidaten van de politieke partijen staan. In een stemhokje kleur je het vakje rood van de kandidaat waarop je wil stemmen. Tot slot doe je het biljet in de stembus. 
Zetels
Aan het einde van de verkiezingen worden alle stemmen geteld. Op basis van het aantal stemmen wordt bepaald hoeveel zetels (ander woord voor stoelen) elke partij krijgt. Hoe meer zetels een partij krijgt, hoe meer invloed de partij heeft op politieke beslissingen. 

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Opdracht 3: 
Materialen nog voor deze opdracht: Zelfgemaakte stembiljetten n.a.v. les 2 en rode potloden!

Vorige week hebben jullie per tweetal een poster gemaakt met daarop 2 partijen en 5 standpunten per partij. Vandaag gaan we met elkaar stemmen op 1 van deze partijen en spelen we een verkiezing na in de klas. 
Je kiest op jouw eigen stembiljet (anoniem) voor een partij. De docent zal alle stemmen tellen en de uitslag in de klas op het bord noteren. Bespreek klassikaal de uitslag. 
- Welke partij is het grootste?
- Welke partij is de verliezer? 
- Hadden jullie deze uitslag verwacht?
- Zijn jullie tevreden over de uitslag? 

Slide 16 - Diapositive

  • Heb ik geleerd wat verkiezingen zijn en welke er in   Nederland bestaan;
  • heb ik geleerd wat er tijdens een verkiezingscampagne gebeurt;
  • heb ik geleerd hoe je stemt;
  • heb ik geleerd wat er na de verkiezingen gebeurt. 

Slide 17 - Diapositive

lesdoelen
Aan het einde van les heb ik:
  • Geoefend met het uitbrengen van mijn stem en kan ik mijn stem beargumenteren.

Slide 18 - Diapositive