§ 4. Menstruatie (BK)

Menstruatie
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Menstruatie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Na deze les:
- Weet je wat menstruatie is
- Weet je wanneer de ovulatie plaatsvindt. 
- Weet je wat de menstruatiecyclus is. 





Slide 2 - Diapositive

Hoe noemen we de geslachtscellen van de man?
A
eicel
B
zaadcel
C
lichaamscel

Slide 3 - Quiz

Hoe noemen we de geslachtscellen van de vrouw?
A
eicel
B
zaadcel
C
lichaamscel
D
baarmoeder

Slide 4 - Quiz

Wanneer is de eicel bevrucht?
A
Als de eisprong is geweest
B
Als de vrouw een orgasme heeft gehad
C
Als de kern van de zaadcel met de kern van de eicel is versmolten

Slide 5 - Quiz

Wat weet je over menstruatie

Slide 6 - Carte mentale

Baarmoederslijmvlies

Elke maand wordt het baarmoederslijmvlies dikker door bloedvaten en slijm. 

Slide 7 - Diapositive

Als de eicel is bevrucht
dan nestelt die zich in in het baarmoederslijmvlies. 
De vrouw is dan zwanger. 

Slide 8 - Diapositive

Als de eicel NIET is bevrucht 
gaat de eicel dood. 
Het slijmvlies en bloedvaten van de baarmoeder worden dan afgebroken. 
Dit slijmvlies en de bloedvaten komen via de vagina naar buiten. 

Dit noemen we MENSTRUATIE of ONGESTELD ZIJN

Slide 9 - Diapositive

Menstruatie of ongesteld zijn
- de duur is afwisselend. De ene vrouw is 2 tot 3 dagen ongesteld, de andere vrouw wel 7 dagen of langer. 
- gemiddeld is een meisje of vrouw 3 tot 4 dagen ongesteld. 
- een meisje is ongesteld vanaf de puberteit (ongeveer 13 jaar) tot de overgang (ongeveer 50 jaar)

Slide 10 - Diapositive

Gemiddeld 

Slide 11 - Diapositive

symptomen
- ellendig of verdrietig voelen
- buikpijn, rugpijn, hoofdpijn, spierpijn. 
- soms is een meisje sneller boos of chagrijnig
- sommige vrouwen hebben extra zin in lekkere dingen zoals chocola

Slide 12 - Diapositive

Maandverband,tampons en softcups
Hiermee wordt het slijmvlies en bloed opgevangen
maandverband: wordt tegen de opening van de vagina gedragen.
tampons: worden in de vagina gedragen. 
softcups: vangen bloed op. Zitten in de vagina. Zijn wat duurder. Kun je hergebruiken. 

Slide 13 - Diapositive

Hygiëne 
Maandverband en tampons moet je regelmatig vervangen
Door bacteriën kan het bloed onfris gaan ruiken.
Er kunnen ook ontstekingen onstaan. 
Het is belangrijk goed te wassen tussen de schaamlippen. Elke dag, maar zéker tijdens de menstruatie! 

Slide 14 - Diapositive

Menstruatiecyclus
Bijna geen enkele vrouw menstrueert precies om de 4 weken. Vooral in de puberteit kan de menstruatie zeer onregelmatig plaatsvinden. Soms zit er veel tijd tussen de menstruaties.

Slide 15 - Diapositive

Periodieke onthouding - Onbetrouwbaar- Ovulatie




Slide 16 - Diapositive


wat gebeurt er tijdens dag
1 t/m 5
A
ovulatie
B
innesteling
C
menstruatie
D
bevalling

Slide 17 - Quiz

Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus ongeveer?
A
10
B
14
C
28
D
35

Slide 18 - Quiz

Vindt bij een zwangere vrouw menstruatie plaats?
A
Nee
B
Ja
C
D

Slide 19 - Quiz

De menstruatie wordt geregeld door hormonen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Wanneer is een vrouw het meest vruchtbaar?
A
Vlak na de menstruatie
B
Vlak voor de menstruatie
C
Vlak na de eisprong
D
Vlak voor de eisprong

Slide 21 - Quiz

Wordt het slijmvlies van de baarmoeder tijdens de menstruatie dikker?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken

Slide 23 - Quiz

Wat is menstruatie?
A
Dat een meisje een vrouw wordt
B
Dat een meisje borsten krijgt
C
Dat een meisje zwanger wordt
D
Dat een meisje bloed verliest elke maand

Slide 24 - Quiz

Wat is een ander woord voor menstruatie?

Slide 25 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat er gebeurt tijdens de menstruatie

Slide 26 - Question ouverte

Huiswerk
maak opdracht 23 tm 29
blz 92 tm 97 

Slide 27 - Diapositive

Lesdoelen

1. Je weet en kunt uitleggen wat menstruatie is.

2. Je weet en kunt uitleggen wanneer de ovulatie plaatsvindt.

3. Je weet en kunt uitleggen wat de menstruatiecyclus is.






Slide 28 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Carte mentale

Wat vind je nog lastig?
Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 30 - Carte mentale

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Vidéo

Slide 34 - Vidéo