Week 23




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 23

timer
1:30
Aan het einde van deze week ken jij:
- zn - zn-e - bn - st.bn - lw - olw - blw - zww - hww - pers.vnw - bez.vnw - vz - bw
- en kan je deze woordsoorten in de zin vinden

Klaar?
- leesboek
- digitale oefentoetsen
Vandaag:
- oefentoets
- taakwerk
Je legt klaar:
iPad (e-book)
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §14: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Schrijfschrift -  brief van oudere ik

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 23

timer
1:30
Aan het einde van deze week ken jij:
- zn - zn-e - bn - st.bn - lw - olw - blw - zww - hww - pers.vnw - bez.vnw - vz - bw
- en kan je deze woordsoorten in de zin vinden

Klaar?
- leesboek
- digitale oefentoetsen
Vandaag:
- oefentoets
- taakwerk
Je legt klaar:
iPad (e-book)
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §14: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8
Schrijfschrift -  brief van oudere ik

Slide 1 - Diapositive


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 23

timer
1:30
Aan het einde van deze week ken jij:
- zn - zn-e - bn - st.bn - lw - olw - blw - zww - hww - pers.vnw - bez.vnw - vz - bw
- en kan je deze woordsoorten in de zin vinden

Klaar?
- leesboek
- digitale oefentoetsen
- papieren oefentoets
Je legt klaar:
iPad (e-book)
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Grammatica §2: 1, 2, 3, 4, 5, 6 (7, 8)
Grammatica §4: 1, 2, 3, 4, 5, 7 (8, 9)
Grammatica §6: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Grammatica §8: 1, 2, 3, 4, 5, 6
Grammatica §10: 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8
Grammatica §12: 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8
Grammatica §14: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8


Slide 2 - Diapositive

Robin: §2, §4, §6, §8, §10, §12, §14
Tim: §4, §6, §8, §10
Sarah: §4
Donna: §6, §10
Twan: §6, §10
Merijn: §6, §10
Sanne: §8
Wouter: §8, §10
Sem: §8, §10
Norah: §8, §10
Lisanne: §8, §10
Norah: §8, §10
Ilsa: §8, §10
Thomas: §8, §10
Koen: §8, §10
Obie: §10
Sophie: §8, §10
Valente: §8

Elk woord in een zin kan je benoemen.
Er zijn veel verschillende woordsoorten:
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De afkortingen
zn = zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding, gevoel, etc)
zn-e = zelfstandig naamwoord eigennaam (Obie, Ronerborg, Pepsi, Drenthe)
lw = lidwoord (de, het, een)
blw = bepaald lidwoord (de, het)
olw = onbepaald lidwoord (een)
bn = bijvoeglijk naamwoord (rode, grote, lieve, grappige)
st.bn = stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (houten, gouden, bakstenen, zijde)
zww = zelfstandig werkwoord (het ww die de zin betekenis geeft; er staat er altijd 1 in de zin)
hww = hulpwerkwoord (het ww die het zww helpt; vaak de persoonsvorm)
pers.vnw = persoonlijk voornaamwoord (mij, ze, hem, haar, ons)
bez.vnw = bezittelijk voornaamwoord (van wie iets is; mijn, zijn, haar, onze)
vz = voorzetsel (plaats / tijd / reden - onderdeel van een zinsdeel)
bw = bijwoord (plaats / tijd / reden / ontkenning / vraag / onzekerheid - heel zinsdeel)

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel (vz)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels vormen samen een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft:
  • plaats (waar?): onder; het bureau op; het plein te; Zaandam bij; de supermarkt in; de oven aan de muur
  • tijd (wanneer?): na; het weekend om; zes uur tijdens de reis
  • reden/oorzaak (waarom/waardoor?): door; de warmte vanwege; de storm wegens vakantie

Soms vormt een voorzetsel een vaste combinatie met een werkwoord: hopen op, denken aan, genieten van.

Soms vormen voorzetsels een vaste combinatie met een zelfstandig naamwoord. Zo’n combinatie heet een voorzetseluitdrukking: bij wijze van, in antwoord op, in overleg met.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel (vz)
Voorzetsels staan meestal aan het begin van een zinsdeel:
  • vóór een voornaamwoord: Ik / fiets / met hem. Abdul / loopt / achter ons.
  • vóór een groepje woorden met een zelfstandig naamwoord: De schoolboeken / zitten / in mijn rugzak (zn). Tussen de appels (zn) / ligt / een peer. Op het dak (zn) / liggen / zonnepanelen.

Voorzetsels kunnen ook áchter een zelfstandig naamwoord staan, aan het eind van een zinsdeel. Dan geven ze vaak een richting aan:

  • Lieke / loopt / de school uit / het park in / de heuvel op.

Soms staat een voorzetsel midden in een zinsdeel:

  • De jongens uit de straat / voetballen / achter het huis van Dave.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwoord (bw)
Een bijwoord kan van alles aangeven, bijvoorbeeld:
  • tijd: binnenkort; gisteren; overmorgen; nooit; straks; vroeger; tegenwoordig;
  • plaats/richting: er; daar; hier; nergens; overal; daarheen; erlangs; opzij;
  • een reden/oorzaak: daarom; vandaar; hierdoor; daardoor;
  • een vraag: hoe; waar; waardoor; waarheen; waarom; wanneer;
  • (on)zekerheid: ongetwijfeld; vast; wel; misschien; vermoedelijk; zeker;
  • ontkenning: niet; nooit; nimmer; geenszins.

Een bijwoord kan iets zeggen over:

  • een hele zin: Vandaag gaan we met de klas zwemmen.
  • een werkwoord: Sjoerd / loopt (zww) / langzaam.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel of Bijwoord?
Voor(vz) de voorstelling / ontmoeten / de bezoekers / elkaar / in (vz) de foyer.

Morgen (bwb) / komt / het Scapino Ballet / hier (bwb) / een voorstelling / geven.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel of bijwoord?
s' Ochtends hebben de docenten van de school een kopje koffie nodig.


Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorzetsel of bijwoord?
Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.


Op het plein wordt vaak gevoetbald in de pannakooi.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kunnen we nu al?
in tweetallen

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De gemeente heeft een tijdelijke vergunning verleend.
Kies uit: zn, zn-e, blw, olw, bn, st.bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw.

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn uitgebreide uitleg helpt jou de stof (te) begrijpen.
Kies uit: zn, zn-e, blw, olw, bn, st.bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Onze gloednieuwe Mercedes heeft een leren zitting.
Kies uit: zn, zn-e, blw, olw, bn, st.bn, zww, hww, pers.vnw, bez.vnw.

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Oefentoets woordsoorten
zelfstandig naamwoord - lidwoord - bijvoeglijk naamwoord - zelfstandig werkwoord - hulpwerkwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - voorzetsel - bijwoord

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Jullie zullen toch wel jullie mond houden tijdens deze voorstelling?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht. 
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 29 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer het voorzetsel uit deze zin.
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 30 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Waardoor heeft de trein vertraging?
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Kies de juiste woordsoort.
Bij heel warm weer kunnen de mussen van het dak vallen.
A
Voorzetsel
B
Bijwoord
C
Hulpwerkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Diapositive

1F