Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Kennistest Interbellum
Slide 1 - Diapositive
Doelen
Gevolgen van de Eerste Wereldoorlog kunnen benoemen
Gevolgen economische crisis voor de opkomst van totalitaire stromingen
Kenmerken kennen van het fascisme, communisme en nationaal-socialisme
De belangrijkste politieke ontwikkelingen in VS, Nazi-Duitsland , Italië en Rusland (Sovjet-Unie) omschrijven
Slide 2 - Diapositive
Belangrijkste personen
Franklin D. Roosevelt (FDR)
Herbert Hoover
Lenin
Stalin
Adolf Hitler
Benito Mussolini
Slide 3 - Diapositive
WOI
WOII
Interbellum
Slide 4 - Question de remorquage
Hoe worden de jaren 20 in Amerika ook wel genoemd?
A
Grote Depressie
B
Yay Twenties
C
Roaring Twenties
D
Twenties
Slide 5 - Quiz
Hoe noemen we de periode tussen 2 oorlogen?
A
Interbellum
B
Tussentijd
C
La belle epoque
D
Roaring twenties
Slide 6 - Quiz
De lopende band zorgde voor goedkopere producten -> lonen kunnen stijgen -> stijging koopkracht -> meer vraag naar producten
Slide 7 - Diapositive
De New Deal
A
Hoover
B
Roosevelt
Slide 8 - Quiz
Wat is de New Deal?
A
Een pokerspel
B
Een verkoopplaats voor nieuwe auto's
C
Een pakket maatregelen om grote depressie tegen te gaan
D
Een verkoopovereenkomst
Slide 9 - Quiz
Wat was geen onderdeel van de New Deal?
A
Oorlog voeren met Nazi-Duitsland om economie te herlanceren.
B
Staatsinvesteringen in economie.
C
Regulering van financiële sector.
D
Uitkeringen voor werklozen
Slide 10 - Quiz
Deze bron gaat over de New Deal. Is de maker een voor of tegenstander?
A
Voorstander
B
Tegenstander
Slide 11 - Quiz
De crisis in de VS werd vooral beeindigd door...
A
het aanleggen van grote publieke werken
B
het verhogen van de uitkeringen
C
WO II
D
de New Deal
Slide 12 - Quiz
Kenmerkend aspect
Het totalitair karakter van het (...) politiek systeem
Slide 13 - Diapositive
Stalin
A
Kapitalisme
B
Communisme
Slide 14 - Quiz
Planeconomie?
A
Kapitalisme
B
Communisme
Slide 15 - Quiz
Vrijemarkteconomie
A
Kapitalisme
B
Communisme
Slide 16 - Quiz
Welk woord hoort er niet bij?
A
Vrije markt economie
B
collectivisatie
C
Stalin
D
5-Jarenplannen
Slide 17 - Quiz
Welke kenmerken van het Stalinisme zijn te herkennen in deze afbeelding?
A
censuur en collectivisatie
B
collectivisatie en persoonsverheerlijking
C
persoonsverheerlijking en terreur
D
terreur en censuur
Slide 18 - Quiz
Welk begrip past bij de bron?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Showproces
D
Planeconomie
Slide 19 - Quiz
Welk woord hoort niet bij de bron?
A
Indoctrinatie
B
Propaganda
C
Persoonsverheerlijking
D
Collectivisatie
Slide 20 - Quiz
A
Bondgenootschappen
B
Communisme
C
Nationalisme
D
Vijandbeeld
Slide 21 - Quiz
Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Mussert
D
Mussolini
Slide 22 - Quiz
Gebruik de bron. Wie is deze man?
A
Benito Mussolini
B
Adolf Hitler
C
Joseph Stalin
D
Anton Mussert
Slide 23 - Quiz
Wie was de bedenker van het fascisme?
A
Benny Mussolini
B
Bert Mussolini
C
Benito Mussolini
D
Bernard Mussolini
Slide 24 - Quiz
welke twee leiders van totalitaire regimes zijn dit?
A
Stalin en Mussolini
B
Hitler en Lenin
C
Stalin en Hitler
D
Mussolini en Hitler
Slide 25 - Quiz
Welk begrip hoort NIET bij het fascisme?
A
verheerlijking leider
B
censuur
C
rassenleer
D
extreem nationalisme
Slide 26 - Quiz
Kenmerkend aspect
Het totalitair karakter van het (...) politiek systeem
Slide 27 - Diapositive
Hieronder staan vijf gebeurtenissen die te maken hebben met Duitsland in het interbellum. Sleep deze gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger maar later.
1
2
3
4
5
De Republiek van Weimar wordt uitgeroepen
Duitsland krijgt economische steun in de vorm van het Dawesplan
Duitsland valt Polen binnen
Kristallnacht
Hitler schaft de parlementaire democratie af
Slide 28 - Question de remorquage
Politieke stroming die past bij de partij van Hitler:
A
NSDAP
B
Gelijkschakeling
C
Nationaalsocialisme
D
Rassenleer
Slide 29 - Quiz
Bij welk antwoord staan begrippen die allemaal juist zijn als het over nazi's gaat?
A
Democratisch, rassenleer, Mussolini
B
Mussolini, Hitler, antisemitisme
C
Fascisme, antisemitisme, Hitler
D
Hitler, antisemitisme, nationaalsocialisme
Slide 30 - Quiz
Wat is GEEN kenmerk van Hitlers politieke ideeën?
A
Meer lebensraum voor Duitsers
B
Antisemitisme (jodenhaat)
C
Rassenleer
D
Fascisme
Slide 31 - Quiz
Wat gebeurde er met Hitler na de mislukte staatsgreep in 1923?
A
Hitler kreeg alleen een boete
B
Hitler moest de gevangenis in
C
Hitler werd verbannen naar Oostenrijk
D
Hitler kreeg een taakstraf
Slide 32 - Quiz
Hoe kon Adolf Hitler aan de macht komen in Duitsland in 1933?
A
Hitler pleegt een staatsgreep
B
Het Duitse volk is ontevreden en ze stemmen op Hitler
Slide 33 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Antisemitisme
B
Rassenleer
C
Dictatuur
D
Gelijkschakeling
Slide 34 - Quiz
Welk kenmerk van de nationaal-socialisten past bij de afbeelding?
A
1 partij, 1 leider
B
Rassenleer
C
Militarisme
D
Nationalisme
Slide 35 - Quiz
Welk begrip past het best bij deze foto?
A
Nationalisme
B
Propaganda
C
Rassenleer
D
Totalitair
Slide 36 - Quiz
Welk kenmerk van de nationaal-socialisten past bij de afbeelding?
A
1 partij, 1 leider
B
Nationalisme
C
Militarisme
D
Rassenleer
Slide 37 - Quiz
Stelling: Volgens de Rassenleer van Hitler had het 'Joodse Ras' vooral blonde haren en blauwe ogen