Quiz herhaling stof

Operatie
Motivatie
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Operatie
Motivatie

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent: 'De schaal is 1:20 ?'
A
Dat 1 cm in het echt 20 cm op de tekening is
B
Dat 1 cm op de tekening 20 cm in het echt is
C
Dat je 1 moet delen door 20 om de schaal te berekenen

Slide 2 - Quiz

Als je de schaal wilt berekenen van cm naar km, haal je...
A
5 nullen weg
B
4 nullen weg
C
6 nullen weg
D
3 nullen weg

Slide 3 - Quiz

lage breedte
lage breedte
hoge breedte
hoge breedte

Slide 4 - Question de remorquage

Breedtegraden
Lengtegraden
Verticaal
Horizontaal
Meridianen
Parallellen
Evenaar
Greenwich nulmeridiaan
NB/ZB
WL/OL
180 in aantal
360 in aantal

Slide 5 - Question de remorquage

De zon legt een lange afstand af
De zon legt een korte afstand af
De zon heeft schuine zonnestralen
De zon heeft rechte zonnestralen

Slide 6 - Question de remorquage

Welke uitspraak is juist?
A
In de winter is de zee warmer dan het land.
B
In de zomer is de zee wamer dan het land.
C
Een landwind heeft in de zomer een verkoelend effect.
D
Een zeewind heeft in de winter een verkoelend effect op het land.

Slide 7 - Quiz

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 8 - Quiz

Van welk soort neerslag is er sprake bij bergen?
A
stijgingsneerslag
B
stuwingsneerslag
C
frontale neerslag

Slide 9 - Quiz

A-klimaat
B-klimaat
C-klimaat
D-klimaat
E-klimaat
droog klimaat
landklimaat
gematigd klimaat
tropisch klimaat
poolklimaat

Slide 10 - Question de remorquage

A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
E-Klimaat
B-Klimaat

Slide 11 - Question de remorquage


A
Cf klimaat
B
Cs klimaat
C
Cw klimaat

Slide 12 - Quiz

Welk klimaattype hoort volgens het systeem van Köppen bij de Sahara-woestijn?

Slide 13 - Question ouverte

Welk klimaattype hoort volgens het systeem van Köppen bij het tropisch regenwoud ?

Slide 14 - Question ouverte

Welk klimaattype volgens het systeem van Köppen heeft een groot gedeelte van Rusland?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quiz

Welke afkorting van Köppen hoort bij dit klimaat?

A
BS
B
BW
C
Dw
D
Cw

Slide 16 - Quiz


A
BS
B
ET
C
Df
D
EF

Slide 17 - Quiz

In de toendra zie je ...
A
mos, gras en struikjes
B
palmen en olijfbomen
C
naaldbomen
D
loofbomen

Slide 18 - Quiz

Permafrost komt voor in de ...
A
subtropen
B
naaldboomgordel
C
loofboomgordel
D
toendra

Slide 19 - Quiz

Wat is het ontwikkelingspeil
A
Het niveau van rijkdom in een land
B
Het gemiddelde inkomen van een inwoner

Slide 20 - Quiz

Hoe kun je het ontwikkelingspeil meten? Door te kijken naar:...
A
Het is het inkomen van een land
B
Dit kun je niet meten
C
Inkomen, gezondheidszorg
D
Inkomen van een land, voeding, gezondheid, opleiding, huisvesting

Slide 21 - Quiz

Welzijn
A
de rijkdom van een land gemeten op basis van levensomstandigheden
B
de rijkdom van een land gemeten op basis van geld (bnp/hoofd)

Slide 22 - Quiz

Wat is het bnp per inwoner?
A
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen, gedeeld door het aantal inwoners van een land.
B
Het geld dat alle inwoners van een land in een jaar samen verdienen.
C
Het bnp gedeeld door het aantal mensen in een land dat werkt.
D
Het bnp gedeeld door het aantal mensen boven de 18 jaar in een land.

Slide 23 - Quiz

Bruto Nationaal Product (BNP)
Bruto binnenlands product (BBP)
de waarde van alles dat alle inwoners van een land in 1 jaar samen produceren en verdienen
waarde van alles wat er binnen de landsgrenzen wordt geproduceerd en verdiend.

Slide 24 - Question de remorquage

Wat is 'artsendichtheid'?
A
aantal artsen per dorp
B
aantal artsen per land
C
aantal artsen per 1000 inwoners
D
aantal artsen per m2

Slide 25 - Quiz

Wat is het zuigelingensterfte?
A
Jonge kinderen die te vroeg sterven
B
Het sterftecijfer van kinderen
C
Aantal baby's van 0-1 die sterven
D
Het hoge sterftecijfer van kinderen onder 10 jaar

Slide 26 - Quiz

Hoge bevolkingsdichtheid
Hoge bevolkingsdichtheid
Lage bevolkingsdichtheid
Lage bevolkingsdichtheid

Slide 27 - Question de remorquage

Bevolkingsconcentratie
Bevolkingsdichtheid
Bevolkingsspreiding
Een opeenhoping van mensen
Gemiddeld aantal mensen per km2
Hoe is de bevolking verdeeld over een land/gebied

Slide 28 - Question de remorquage

Wat is het voordeel van het gebruik van relatieve cijfers in plaats van absolute cijfers bij bevolkingscijfers?
A
Relatieve cijfers zijn nauwkeuriger dan absolute cijfers.
B
Van niet alle gebieden zijn de absolute cijfers beschikbaar
C
Het is beter om de ontwikkeling van de bevolking per 1000 weer te geven dan met absolute cijfers
D
Bij het gebruik van relatieve cijfers kan je gebieden beter met elkaar vergelijken.

Slide 29 - Quiz

Kijk naar deze figuur. Met welk type cijfers wordt de ontwikkeling van de wereldhandel weergegeven?
A
absolute cijfers
B
relatieve cijfers

Slide 30 - Quiz

Wat is natuurlijke bevolkingsgroei
A
Dat de bevolking snel groeit
B
Het aantal immigranten min het aantal emigranten
C
Het aantal geboorten min het aantal sterfte gevallen
D
Het aantal geboorten in een jaar

Slide 31 - Quiz

Sociale bevolkingsgroei is
A
Emigratie - Immigratie
B
Immigratie - Emigratie
C
Emigratie + Immigratie
D
Immigratie + Emigratie

Slide 32 - Quiz

Wat gebeurd er als er in een land zowel vergrijzing als ontgroening plaatsvindt?
A
De bevolking krimpt.
B
De bevolking groeit.
C
Er is een te kort aan jongeren, en teveel aan ouderen.
D
Er is een te veel aan jongeren, en te kort aan ouderen

Slide 33 - Quiz

Wat voor bevolkingsdiagram zie je hier?
A
Urn
B
Piramide
C
Granaat
D
Cilinder

Slide 34 - Quiz

Het bevolkingsdiagram van Nederland heeft de vorm van een ...
A
Piramide
B
Granaat
C
Urn

Slide 35 - Quiz

Een piramide bevolkingsmodel hoort bij fase ..... van het demografisch transitiemodel
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4

Slide 36 - Quiz

Wat daalt als eerste in het demografisch transitiemodel?
A
Sterftecijfer
B
Geboortecijfer
C
Totale bevolking
D
Ze stijgen alleen maar

Slide 37 - Quiz

Het demografisch transitiemodel
A
Geeft een overgang aan van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers.
B
Geeft een overgang aan van lage naar hoge geboorte- en sterftecijfers.
C
Geeft een transitie aan van een grote groei naar een kleine groei.
D
Geeft de sociale bevolkingsgroei weer.

Slide 38 - Quiz

Hieronder zie je zes voorbeelden van fossiele en duurzame energiebronnen. Herken jij ze? Zet ze bij het juiste rijtje
Fossiele energie
Duurzame energie

Slide 39 - Question de remorquage

Welk voedsel kun je het beste eten om je voetafdruk te verkleinen?
A
Voedsel met zoveel mogelijk calorieën per 100 gram.
B
Voedsel met zo weinig mogelijk calorieën per 100 gram.
C
Dat hangt er vanaf hoeveel ruimte nodig is voor de productie ervan.
D
Dat maakt niet uit. Het gaat niet om wat je eet maar om hoeveel.

Slide 40 - Quiz

Welke stelling is waar?
A
Als je aardappelen zelf opeet, is dat beter voor het milieu dan wanneer je ze gebruikt als veevoer.
B
Het maakt niets uit hoe je voedsel verwerkt. Het heeft altijd dezelfde voedingswaarde.
C
Het maakt niets uit wat je eet, alles is even slecht voor je voetafdruk.
D
Vlees bevat meer calorieën per 100 gram. Dat is dus de meest efficiënte manier van eten.

Slide 41 - Quiz

Wat gaat er waarschijnlijk gebeuren met arme landen die rijker worden?
A
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
B
Ze gaan meer vlees eten. Hun voetafdruk blijft hetzelfde.
C
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk groeit.
D
Ze gaan minder vlees eten. Hun voetafdruk krimpt.

Slide 42 - Quiz

Hoeveel % van al het zoete water denk jij dat er naar de landbouw gaat?
A
20
B
60
C
40
D
80

Slide 43 - Quiz

Van al het water op aarde
is ____% zoet water
A
0,25
B
2,5
C
22,5
D
25

Slide 44 - Quiz

Hoeveel % van het oppervlak van de wereld bestaat uit water?
A
51
B
61
C
71
D
81

Slide 45 - Quiz