Les 01 - Inleiding periode 3 en vertelsituaties

Nederlands in periode 3
Literatuurgeschiedenis, verhaal- en poëzieanalyse 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands in periode 3
Literatuurgeschiedenis, verhaal- en poëzieanalyse 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les: 
- wat er deze periode van je wordt verwacht; 
- hoe we deze periode afsluiten; 
 - wat we onder het analyseren van verhalen verstaan; 
- welke verschillende vertelperspectieven er zijn. 

Slide 2 - Diapositive

Nederlands in periode 3
In deze periode werken we aan de volgende onderdelen: 
- Literatuurgeschiedenis middeleeuwen en renaissance; 
- Het analyseren van verhalen, boeken en gedichten. 

We sluiten deze periode af met een toets in toetsweek 3. 

Slide 3 - Diapositive

Waar denk je aan bij literatuur?

Slide 4 - Carte mentale

Literatuur
Onder literatuur verstaan we alle teksten die door kenners als zodanig worden beoordeeld. 
Literatuur onderscheidt zich op verschillende gebieden van lectuur. Denk daarbij aan: 
- originaliteit; 
- complexiteit; 
- onvoorspelbaarheid; 
- een bijzondere stijl

Slide 5 - Diapositive

Het analyseren van boeken en verhalen
Omdat literaire werken een bepaald niveau hebben, kunnen we ze analyseren. Hierbij gebruiken we verschillende invalshoeken: 

- personages; 
- setting en ruimte; 
- thema's en motieven; 
- perspectieven. 

Slide 6 - Diapositive

Auteur, verteller en perspectief
In een literair werk wordt een verhaal verteld. Hierbij is het belangrijk het volgende onderscheid te maken: 
- de auteur is de schrijver van het boek; de persoon die het literaire werk heeft bedacht en opgeschreven. 
- de verteller is de instantie in de tekst die het verhaal aan de lezer presenteert. 
- het perspectief is het standpunt van waaruit de verteller de gebeurtenissen beschrijft. 

Slide 7 - Diapositive

Welke vier vertelsituaties onderscheiden we?

Slide 8 - Question ouverte

De alwetende verteller
Bij een alwetende verteller (ook wel auctoriale vertelsituatie): 
- weet de verteller alles van de personages; 
- overziet de verteller alles in ruimte en tijd (de verteller weet dus dingen die de personages (nog) niet weten). 
- maakt de verteller zelf geen deel uit van de gebeurtenissen. 

Slide 9 - Diapositive

De ik-verteller
Als er sprake is van een ik-verteller, 
- is de verteller een personage in de tekst;
- richt deze personage zich direct tot de lezer; 
- weet je als lezer niets meer dan de ik-verteller zelf weet. 

Slide 10 - Diapositive

De personale vertelsituatie
Als er sprake is van een personale vertelsituatie: 
- maakt de verteller geen deel uit van het verhaal; 
- wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van  de hoofdpersonen. Deze persoon wordt met hij of zij aangeduid. 
- komen we van deze persoon te weten wat hij/zij denkt, voelt en meemaakt. 

Slide 11 - Diapositive

De meervoudige vertelsituatie
Als er sprake is van een meervoudige vertelsituatie: 
- dan zijn er meerdere vertellers die jou het verhaal vertellen. 

Hierbij kan sprake zijn van meerdere ik-figuren; een ik-figuur en een alwetende verteller of verschillende personale vertelsituaties. 

Slide 12 - Diapositive

Verschillende opties bij een ik-verteller 
Als we te maken hebben met een ik-verteller: 
- kun je te maken hebben met een auctoriaal vertelperspectief. In zo'n geval laat de alwetende verteller duidelijk van zich horen;
- kun je te maken hebben met een meebelevende ik. In zo'n geval beleef je de gebeurtenissen op hetzelfde moment als de ik-figuur; 
- kun je te maken hebben met een achteraf vertellende ik. In zo'n geval kijkt de ik-verteller terug op de gebeurtenissen die dus al plaats hebben gehad. 

Slide 13 - Diapositive

Hoe herken je het perspectief?
Als er geen ik-verteller is, zijn er verschillende mogelijkheden: 
- het verhaal vertelt zichzelf (hiervan is sprake bij een reportage); 
- je kunt te maken hebben met een auctoriale vertelsituatie. In dit geval wordt het verhaal verteld door iemand die geen deel uitmaakt van het verhaal; 
- je kunt te maken hebben met een personale vertelsituatie. Hierbij wordt één personage in het bijzonder gevolgd. Van deze personage weten we wat hij/zij denkt, voelt en meemaakt. 

Slide 14 - Diapositive

Functie en effect van het perspectief
Een schrijver kiest nooit zomaar voor een bepaald perspectief. Het is een van de manieren waarmee hij de lezer kan manipuleren. 

Vraag je daarom altijd af hoe betrouwbaar het perspectief eigenlijk is. 

Ga na welk effect het perspectief op jou als lezer heeft door vragen te stellen als: 
- Identificeer ik me met een personage vanwege het perspectief?
- Hoe wordt mijn leesbeleving beïnvloed door het perspectief? 


Slide 15 - Diapositive


A
De alwetende verteller
B
De ik-vertelsituatie
C
De personale vertelsituatie
D
De meervoudige vertelsituatie

Slide 16 - Quiz


A
De alwetende verteller
B
De ik-vertelsituatie
C
De personale vertelsituatie
D
De meervoudige vertelsituatie

Slide 17 - Quiz


Cette vidéo n'est plus disponible
A
De alwetende verteller
B
De ik-vertelsituatie
C
De personale vertelsituatie
D
De meervoudige vertelsituatie

Slide 18 - Quiz


A
De alwetende verteller
B
De ik-vertelsituatie
C
De personale vertelsituatie
D
De meervoudige vertelsituatie

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Jullie kunnen nu het onderdeel 'vertelsituatie' op pagina 43 van de reader aanvullen. 

Slide 20 - Diapositive