Herhaling Gramática Unidad 6 C2 (Pretérito perfecto)

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Pretérito perfecto

- Gebeurtenissen in het verleden die een verband hebben met het heden.

 "Elena ha venido ahora mismo" "Elena is net gekomen"

"Hoy he comido sopa de verduras." "Vandaag heb ik groentesoep gegeten"

- Voor dingen die iemand tijdens  zijn leven gedaan heeft.

"Mi tía Rosa ha viajado mucho" Mijn tante Rosa heeft veel gereisd"

"Mi padre ha estado muchas veces de vacaciones en Indonesia"

                              

Presente perfecto

Onregelmatige voltooid deelwoord

decir  -----          dicho           (zeggen)

hacer -----          hecho         (doen/maken)

abrir -----            abierto        (openen)

volver  -----         vuelto          (teruggaan)

escribir----        escrito        (schrijven)

ver     ----             visto             (zien)

poner    ---         puesto        (plaatsen/neerzetten)

romper ----         roto               (breken)

Wederkerende werkwoorden

Yo                                           me     he

Tú                                           te       has                                               ducharse

Él/ella/ usted                    se       ha

Nosotros/-as                    nos   hemos        + duchado

Vosotros/-as                     os     habéis

Ellos/ellas/ustedes         se     han

Pretérito perfecto:
nosotros-comer

Pretérito perfecto:
ellos-ver

Pretérito perfecto:
Ella-vivir

Pretérito perfecto:
Vosotros-hacer

PRETÉRITO PERFECTO:
LEVANTARSE (NOSOTROS)

Pretérito perfecto:
tú - ver

Pretérito perfecto:
ellos - escribir

Pretérito perfecto:
yo-hablar

Pretérito perfecto:
yo (dormir)

Pretérito perfecto:
estar - nosotros

Pretérito perfecto:
Esta mañana ..... ...............un vaso de leche con galletas. (desayunar-mi hermano pequeño)

Pretérito perfecto:
Hoy Juan...... ...............en casa de su tía. (comer)

Pretérito perfecto:
Esta semana ....... ..................a la fiesta de cumpleaños de Felipe. (ir-nosotros)

Pretérito perfecto:
Esta noche....... ..............la música muy alta.(vosotros-poner)

Pretérito perfecto:
Hoy..... ............. un correo electrónico a sus amigos holandeses. (ellos-escribir)

Pretérito perfecto:
¿...... ......... a María en clase esta mañana? (ver-tú)

Pretérito perfecto:
Juan y María.......... ................ este verano en Ibiza. (casarse)

Ik weet hoe je het lijdend voorwerp vindt in een zin en kan dit uitleggen.

Sí

No

Ik kan het lijdend voorwerp vinden in een Spaanse zin

Sí

No

¿Qué es un complemento directo?

1. Un complemento directo is een lijdend voorwerp

2. Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Bij vragen steek je je vinger op.

2. wie/wat + onderwerp + gezegde

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: "Ik geef hem een cadeau"?

1. Ik
2. geef
3. hem
4. een cadeau

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: "¿Vas a comprar los zapatos?"?

1. vas
2. comprar
3. los zapatos
4. vas a comprar

Om herhaling te voorkomen ga je het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 

Ga je de schoenen kopen? (Vas a comprar los zapatos?)

- Ja, ik ga ze kopen. (Sí, voy a comprarlos of los voy a comprar)

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento directo?

Me = mij

Te = jou

Lo/la = hem/haar/u/het

Nos = ons

Os = jullie

Los/las = ze/u meervoud 

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento directo?

La frase: "Compro un regalo para Juan."

1. Compro = ik koop

2. ¿Qué compro? = un regalo = een cadeau = lijdend voorwerp

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento directo?

La frase: "Compro un regalo para Juan."

4. Un regalo vervang je door lo = pronombre personal de CD

5. El pronombre personal de CD plaats je voor de persoonsvorm of achter een heel werkwoord

6. Lo compro para Juan. 

Wat zijn de pronombres personales de CD voor mij, hem, ons?

1. me, te, les
2. me, los, os
3. me, lo, nos
4. me, le, nos

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.

1. te
2. escribo
3. carta
4. una carta

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
El profesor explica la gramática.

Nog een laatste toevoeging.

Je kunt zowel het lijdend als meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. De volgorde wordt dan: mv + lv + pv of heel ww + mv + lv (aan elkaar).

Ojo: le(s) + lo/la/los/las wordt se + lo/la/los/las (dus geen le lo, maar se lo)

Laatste opdracht: vervang zowel het lijdend als meewerkend voorwerp: "Ana da el libro a nosotros."

1. Ana da lo nos.
2. Ana nos lo da.
3. Ana lo nos da.
4. Ana va a dárnoslo.