Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Lenzen § 1 Bolle en holle lenzen
Slide 1 - Diapositive
Toepassing Lenzen
Slide 2 - Carte mentale
Lenzen
voorbeelden:
bril
in fototoestel
vergrootglas
lens in oog
lens op oog
Slide 3 - Diapositive
Soorten lenzen
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Lichtbreking
Licht beweegt in rechte lijnen.
Maar wanneer licht door een doorzichtig materiaal gaat (glas, kunststof of water), geldt die regel niet meer. De lichtstralen worden dan afgebogen (gebroken).
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Lichtbronnen
Puntbron: Licht komt uit een bron.
Divergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen uit elkaar
Convergente lichtbundel: Lichtstralen bewegen naar elkaar toe
Evenwijdige lichtbundel: Lichtstralen gaan niet uit elkaar. lopen evenwijdig
(laser)
Slide 8 - Diapositive
We kennen drie soorten lichtbundels
Divergente lichtbundels
De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel.
Dit is een bundel die steeds groter wordt.
Bijvoorbeeld een zaklamp. Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.
Slide 9 - Diapositive
Evenwijdige lichtbundel
Een laser is een evenwijdige lichtbundel.
Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner.
Dit is handig omdat deze bundel zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.
Slide 10 - Diapositive
Convergerende lichtbundel
Deze lichtbundel wordt steeds kleiner.
Op de foto hiernaast zie je links de lichtstralen evenwijdig op een bolle lens invallen. Deze gaan achter de lens (rechts) convergerend verder.
Slide 11 - Diapositive
Positieve lenzen (convergerende werking)
Slide 12 - Diapositive
Negatieve lenzen (Divergerende werking)
Slide 13 - Diapositive
Bolle Lens
Positieve lens
convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen)
hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de convergerende werking: het brandpunt (F) komt dichter bij de lens te liggen
Slide 14 - Diapositive
Holle Lens
Holle lens:
negatieve lens
divergerende werking (lichtstralen worden uit elkaar gebogen)
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent
Slide 19 - Quiz
Hoe noem je deze lichtbundel?
A
Convergent
B
Evenwijdig
C
Divergent
Slide 20 - Quiz
Hoe noem je het verloop van deze lichtbundel?
A
convergent
B
divergent
C
evenwijdig
D
parallel
Slide 21 - Quiz
uitspraken:
1.) lens 1 heeft een divergerende werking
2.) lens 2 is een positieve lens
A
beide uitspraken zijn juist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
alleen uitspraak 1 is juist
D
alleen uitspraak 2 is juist
Slide 22 - Quiz
Wat is juist voor lens 1 (boven) en lens 2 (onder)?
A
lens 1 is boller dan lens 2
B
lens 2 is sterker dan lens 1
C
lens 1 heeft een kortere hoofdsas dan lens 2
D
geen van bovenstaande uitspraken is juist
Slide 23 - Quiz
Wat is waar voor een positieve lens?
A
deze is hol
B
deze convergeert lichtstralen
C
deze is aan de randen breder dan in het midden
D
deze maakt altijd een reeel beeld
Slide 24 - Quiz
In de figuur hiernaast zie je een bundel licht die door een lens gaat.
Wordt hier een positieve of een negatieve lens gebruikt?