H2 Unit 5, lesson 2 - adjectives and adverbs

UNit 5, lesson 2
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

UNit 5, lesson 2

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les kan je:

  • vertellen wat een bijvoeglijk naamwoord is;

  •  vertellen wat een bijwoord is;

  • een bijvoeglijk naamwoord/bijwoord kunnen toepassen in een Engelstalige zin.

Slide 2 - Diapositive

Sleepvraag: Waar zegt het bijv.nw of het bijwoord iets over?
Adjective (bijv.nw)
Adverb (bijwoord)
Zelfstandig Nw
Werkwoorden
Bijwoorden
Bijvoeglijke Nw

Slide 3 - Question de remorquage

bijvoegelijk naamwoord - adjective...

Wanneer gebruik je een bijvoeglijk naamwoord?
Basisregel:

een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.    

A beautiful car. ("beautiful" zegt iets over "the car".)
Een bijvoeglijk naamwoord hoef je niet te veranderen, je kunt het zo overschrijven.
 

Slide 4 - Diapositive

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
over een zelfstandig naamwoord
B
over een ander bijvoeglijk naamwoord
C
over een bijwoord
D
over een werkwoord

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je een bijvoeglijk naamwoord?
A
Om extra informatie te geven over een zelfstandig naamwoord
B
Om twee dingen met elkaar te vergelijken
C
Om een toppunt aan te geven.

Slide 6 - Quiz

Adverbs (bijwoorden)
  • Bijwoord zegt iets over een werkwoord
    She sings beautifully

  • Soms zegt een bijwoord ook iets over een bijv naamwoord.
That is an extremely beautiful car

  • En  soms zegt een  bijwoord iets over een ander bijwoord.
She sings really beautifully

  • En soms over een hele zin!
Fortunately, we got home before it started to rain.

Slide 7 - Diapositive

Bijwoord Spelling
Bijvoeglijk naamwoord + -LY = bijwoord
beautiful > beautifully

Uitzonderingen:
hard - fast > geen -ly

Good - bijvoegelijk naamwoord>
Well - Bijwoord

Slide 8 - Diapositive

Waar zegt een bijwoord NIETS over?
A
over een zelfstandig naamwoord
B
over een bijvoeglijk naamwoord
C
over een ander bijwoord
D
over een werkwoord

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
Een bijwoord eindigt (bijna) altijd op:
A
-S
B
-ING
C
-LY
D
-ES

Slide 10 - Quiz

Adjectives and Adverbs
Adjective = bijv. naamw.
Adverb = bijwoord
gently
beautiful
good
understandable
beautifully
usually
well
poor
gentle
alive

Slide 11 - Question de remorquage

Practise...
Do 16 en 21

Slide 12 - Diapositive

Extra oefenen?


- All Right grammar trainer
- Formatieve toets via ItsL (net zo vaak doen als je wil)
- https://www.perfect-english-grammar.com/adverbs-or-adjectives-exercise-1.html 
-

Slide 13 - Diapositive

Lesdoel bereikt?
Ik kan bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Huiswerk:
maak: ex 11-17, 21
Leren: SB 1+2 unit 5

Slide 15 - Diapositive