Grammatica H6

H6 Grammatica
In deze les bespreken en oefenen we de theorie van H6 Grammatica. 
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H6 Grammatica
In deze les bespreken en oefenen we de theorie van H6 Grammatica. 

Slide 1 - Diapositive

Welke zinsdelen ken je?

Slide 2 - Carte mentale

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
gezegde
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 3 - Quiz

Wie heeft gisteren mijn konijn eten gegeven?
Wat is 'Wie' ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Zinsdelen die overblijven als je het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, lijdendvoorwerp en meewerkend voorwerp hebt bepaald, zijn bijwoordelijke bepalingen
Let op: een zin kan meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten.

Slide 5 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op vragen als: 
- Waar? Sommige vogels nesten in oude gebouwen.                
Wanneer? De toets wiskunde is op donderdag.                        
- Waarheen? Vorige week zijn we naar de film geweest.          
- Waarom? Vanwege een ruzie werd de wedstrijd gestaakt.   

Slide 6 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
De bwb kan antwoord geven op de volgende vragen: 
waar / wanneer / waarvan(daan) / waarheen / waarom / waardoor / waarmee / waarover / hoe / hoe lang.
De vraagwoorden zelf zijn in een zin ook een bwb. 

Slide 7 - Diapositive

Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) van de volgende zin: In 2020 duurt de meivakantie twee weken.

Slide 8 - Question ouverte

Ontleed de volgende zin: De bladeren bieden ons koele schaduw op warme dagen

Slide 9 - Question ouverte

woordsoorten: Bijwoord (bw)
Een bijwoord kan vanalles aangeven: 
- een tijdstip: morgen, gisteren, straks, vroeger   
- een plaats: daar, hier, daarginds, ergens, overal
- een tegenstelling: daarentegen, echter, toch    
- een reden / oorzaak: daarom, daardoor                

Slide 10 - Diapositive

woordsoorten: Bijwoord (bw)
Een bijwoord kan vanalles aangeven: 
- een zekerheid: absoluut, ongetwijfeld, vast, zeker     
- een onzekerheid: misschien, vermoedelijk, wellicht 
- een ontkenning: niet, nooit, nimmer               
                  

Slide 11 - Diapositive

Welk woord uit de zin 'Dinsdagavond raakten vier jongens opgesloten in een bouwlift' is een BW?
A
vier
B
opgesloten
C
in
D
dinsdagavond

Slide 12 - Quiz

Welk woord uit de zin 'Daar wordt een drietal torenflats geplaatst' is een BW?
A
drietal
B
torenflats
C
daar
D
geplaatst

Slide 13 - Quiz

Einde
Bedankt voor het maken van de les! 
Zorg dat je opdracht 1, 4 + 9 van Grammatica H6 vrijdag af hebt. 
Lees de theorie op p. 233 en 236 nog een keer door.

Slide 14 - Diapositive