Prinsjesdag, rijksbegroting (les 3)

Lesdoelen
  • Je kunt vertellen wat het NIBUD is en doet.
  • Je kunt en budgetlijn tekenen en aflezen
  • Je weet wat een begroting is en kunt uitleggen wat budgetteren is.
  • Je kunt de verschillende inkomensvormen benoemen en voorbeelden geven.
  • Je kunt verschillende soorten uitgaven benoemen en voorbeelden geven.
  • Je weet wat reserveren is en kunt een reservering berekenen.
  • Je kunt de belangrijkste inkomsten en uitgaven van de overheid benoemen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
  • Je kunt vertellen wat het NIBUD is en doet.
  • Je kunt en budgetlijn tekenen en aflezen
  • Je weet wat een begroting is en kunt uitleggen wat budgetteren is.
  • Je kunt de verschillende inkomensvormen benoemen en voorbeelden geven.
  • Je kunt verschillende soorten uitgaven benoemen en voorbeelden geven.
  • Je weet wat reserveren is en kunt een reservering berekenen.
  • Je kunt de belangrijkste inkomsten en uitgaven van de overheid benoemen

Slide 1 - Diapositive

Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.

Slide 2 - Diapositive

Welke functie heeft een begroting?

Slide 3 - Carte mentale

Bij een sluitende begroting..
A
heb je geen tekort
B
heb je geen overschot
C
is er geen tekort of overschot

Slide 4 - Quiz

Inkomensvormen
• Inkomen uit arbeid (loon, salaris) 
• Inkomen uit bezit (rente, huur, pacht)
 • Overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld, kinderbijslag) Inkomen uit arbeid en bezit lever je een tegenprestatie voor.
Voor een inkomensoverdracht lever je geen tegenprestatie.

Slide 5 - Diapositive

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven/reserveringen

Slide 6 - Diapositive

Soorten uitgaven
  1. Dagelijkse uitgaven;
    Uitgaven die de meeste huishoudens elke dag hebben, hoeft niet letterlijk elke dag, kan ook wekelijks.
  2. Vaste lasten;
    de regelmatig terugkerende uitgaven die verplicht moeten worden betaald.
  3. Incidentele grote uitgaven/reserveringen
    Uitgaven die maar af en toe voor komen,

Slide 7 - Diapositive

De huur van een woning is een ...
A
dagelijkse uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 8 - Quiz

Brood kopen bij de bakker is een:
A
vaste last
B
incidentele uitgave
C
dagelijkse uitgave
D
bakker uitgave

Slide 9 - Quiz

Het kopen van een nieuwe wasmachine is
A
een dagelijkse uitgave
B
een vaste last
C
een incidentele uitgave

Slide 10 - Quiz

Geef een voorbeeld van vaste lasten

Slide 11 - Carte mentale

Reserveren
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand 

 Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren? 
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reserveren.

Slide 12 - Diapositive

Wat is het doel van reserveren?

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Lien

Zelf aan de slag!   
Iedereen:

Maken: opdracht 1.14 , 1.15 , 1.16 , 1.17


Klaar?:
Nakijken: vraag 1.17

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Hoe noemen we het overzicht van inkomsten en uitgaven van de overheid?
A
de miljoenennota
B
de rijksbegroting
C
prinsjesdag
D
het regeringsbeleid

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

inkomsten van de overheid
directe belastingen:
--> loon- en inkomstenbelastingen, vennootschapsbelasting

indirecte belastingen:
--> BTW (belasting toegevoegde waarde)
--> accijnzen
--> invoerrechten 

sociale premies; daar worden uitkeringen, aow, toeslagen van betaalt

Slide 19 - Diapositive

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 1.4
Maken: opdracht 1.18 - 1.21


Klaar?:
Nakijken: vraag 

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je kan de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Kahoot: prinsjesdag

Slide 21 - Diapositive