Vragers en aanbieders H3

Vragers en aanbieders - H3 D1
Vrijdag
9:45 - 10:45
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vragers en aanbieders - H3 D1
Vrijdag
9:45 - 10:45

Slide 1 - Diapositive

Christian
Tekst

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- Uitleg hoofdstuk 3 (40 min); 
- Kahoot (20 min); 
- Aan de slag (rest van de tijd) 
- Afsluiting (5 min). 
 


Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt: 
- De samenhang kunnen analyseren tussen prijs en vraag en aanbod. 
- Werken met lineaire individuele en collectieve vraag- en aanbodfunctie en deze interpreteren & tekenen. 
- De producenten- en consumentensurplus bepalen + kunnen uitleggen wat het is. 
- kenmerken van de markt van volledige mededinging uitleggen + hoe de prijs daar tot stand komt. 
Zie je boek voor de uitgebreide lijst. Je zou deze als leerstrategie kunnen uitschrijven + opdrachten bij zoeken. 

Slide 4 - Diapositive

Planning komende weken
Week 1: Toetsbespreken & start 
Week 2: Activiteitenweek 2
Week 3: Carnavalsvakantie
Week 4: Hoofdstuk 1 deel 1 (tm 1.10) 
Week 5: Hoofdstuk 1 deel 2 (tm 1.24)
Week 6: Hoofdstuk 1 deel 3 (tm 1.41)
Week 7: Hoofdstuk 2 
Week 8: Hoofdstuk 3
Week 9: Voortgangstoets: Vragers en aanbieders H1 t/m H3
Week 10: Voortgangstoets: Vragers en aanbieders H1 t/m H3

Slide 5 - Diapositive

Wat is een (economische) markt?
Markten:
  • Concrete markt
  • Abstracte markt
Een plaats waar op afgesproken tijden in goederen wordt gehandeld.
Het geheel van vraag naar en aanbod van een product.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Producenten
Producenten zorgen voor het aanbod van producten.

Slide 8 - Diapositive

Consumenten
Consumenten zorgen voor de vraag naar producten.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Individuele vraagfunctie 
Qv = de gevraagde hoeveelheid van product x
p = prijs van product x
a= de mate waarin de vraag reageert op veranderingen in de prijs
b = het gedeelte van de vraag dat niet afhankelijk is van de prijs
qv=ap+b
Dit is eigenlijk een lineaire functie. 
y=-ax + b 
Je kent dit dus al van wiskunde!
Waarom een - voor die ap? Hoe hoger de prijs, hoe minder consumenten het willen.

Slide 12 - Diapositive

Qv = -20P + 324. Bereken de gevraagde hoeveelheid bij p = 5? Laat je berekening zien.

Slide 13 - Question ouverte

Slide 14 - Diapositive

Wat gebeurt er nu als de prijs stijgt.
Als de prijs stijgt dan zal de vraag?
A
Dalen
B
Stijgen
C
Gelijk blijven

Slide 15 - Quiz

Verschuiving langs en van de vraaglijn
  • Verschuiving langs de vraaglijn: prijs (p)

  • Verschuiving van de vraaglijn (zie figuur rechts):
  1. stand van de economie
  2. inkomen (van de consumenten)
  3. bevolkingsomvang (aantal consumenten)
  4. behoefte (voorkeur van de consumenten)
  5. prijzen van substitutie (vervangende) goederen
  6. prijzen van complementaire (aanvullende) goederen
  7. wettelijke bepalingen (zoals subsidies)
  8. incidentele factoren (zoals terrorisme, epidemie of ramp)
!
Begrip subsitutie en complentaire goederen zelf doornemen

Slide 16 - Diapositive

Bij een toename van de vraag ontstaat er een verschuiving van de prijsvraaglijn. Welke kant op?
A
naar links
B
naar rechts
C
de lijn verdwijnt
D
consumentensurplus

Slide 17 - Quiz



Van individuele vraaglijn (Sanne en Ilse los van elkaar) naar collectieve vraaglijn (Sanne & Ilse samen). 

Slide 18 - Diapositive

Consumentensurplus
Stel je de vraaglijn rechts voor en de prijs van het
product is € 12,50. Voor iemand die bereid was om
voor dit product € 20 te betalen, is een prijs van
€ 12,50 een mooie meevaller.

Wanneer we al deze individuele 
meevallers bij elkaar optellen, vinden we het
consumentensurplus. Hoe groter het surplus, hoe
efficiënter de uitkomst (= welvaart).

formule: hoogte (p-as) x breedte (q as) x 1/2

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Verschuiving langs en van de aanbodlijn
  • Verschuiving langs de aanbodlijn: prijs (p)
  • Verschuiving van de aanbodlijn (zie figuur rechts):
  1. aantal aanbieders
  2. kosten
  3. wettelijke bepalingen (zoals heffingen)
  4. innovatie

Slide 21 - Diapositive

Individuele aanbodfunctie 
Qa = de aangeboden hoeveelheid van product x
p = prijs van product x
a= de mate waarin het aanbod reageert op veranderingen in de prijs
b = het gedeelte van het aanbod dat niet afhankelijk is van de prijs
qa=apb
Dit is eigenlijk een lineaire functie. 
y=ax + b 
Je kent dit dus al van wiskunde!

Slide 22 - Diapositive

De aanbodfunctie van een product is
Qa = 3P - 45. De overheid voert een indirecte belasting in van €5 per product. Wat wordt de nieuwe aanbodfunctie?
A
Qa = 3P - 50
B
Qa = 3P - 30
C
Qa = 3P - 60
D
Qa = 3P + 30

Slide 23 - Quiz

Welke aanbodlijn hoort bij aanbodfunctie?
Qa = 150P - 250
A
B
C
D

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Producentensurplus
Stel je de aanbodlijn Qa rechts voor en de marktprijs
van het product is € 25. Voor een producent die 
bereid was om dit product ook voor € 15 aan te
bieden, is de prijs van € 25 een mooie meevaller.

De producent ontvangt meer dan de prijs waarvoor
hij bereid was het product aan te bieden. Wanneer
we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, 
vinden we het producentensurplus (groene deel).
Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst
(= welvaart).

Slide 26 - Diapositive

Stappen: tekenen Qv en Qa
1: Bereken van allebei het snijpunt met de Y-as (x,0) 
bijv. Qa=2p-20 : Wanneer is het Qa=0? -20/-2p=10. Dus bij P=10 is Qa=0. 
2. Bekijk met welke stappen de lijn omhoog of omlaag gaat. 
Qa=2p-20 Dus met elke stap gaat hij 2 omhoog. 
3. Zoek een goede verdeling voor de x-as en y-as waar je de gegevens kan verwerken. 
Bij qa=2p-20 is dat in 5tallen zowel op de x-as als y-as. 
4. Vul 2 getallen in de formule om de lijn te kunnen tekenen. 
qa=2p-20, p=15: qa=2x15-20=10 en p=20: qa=2x20-20=20 
Dus twee punten in je grafiek zetten bij 10 en 20 en dan met een liniaal een rechte lijn van maken. Het is immers een lineair verband. 

Slide 27 - Diapositive

Wat gebeurt er nu als de prijs stijgt.
Als de prijs stijgt dan zal het aanbod?
A
Dalen
B
Stijgen
C
Gelijk blijven

Slide 28 - Quiz

Qv = -0,2p + 100
Qa = 0,2p - 20
Teken de vraag + het aanbod in jouw eigen gemaakte grafiek.
Tip: Y-as prijs en stappen van 100, x-as aantal en stappen per 20
Zend een foto daarvan hierin.

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Volkomen concurrentie, volledige mededinging

Slide 31 - Diapositive

volledige mededinging
prijs door markt bepaald



Slide 32 - Diapositive

Wat is geen kenmerk van de markt van een volledige mededinging?
A
veel aanbieders
B
Heterogene goederen
C
Transparante markt
D
makkelijke toetreding

Slide 33 - Quiz

Op de markt met volledige mededinging is er .... concurrentie
A
Veel
B
Weinig

Slide 34 - Quiz

Kahoot
--> Eigen naam; 
--> Over H1 + H2 (niet H3).

Slide 35 - Diapositive

Aan de slag
Wat? - Hoofdstuk 3 maken 
           - Leren toets. 

Hoelang? Tot 10:45

Hoe? Je mag met elkaar overleggen op een rustig praatniveau. 

Huiswerk? Hoofdstuk 3


Slide 36 - Diapositive

Afsluiting
Leerdoelen: 
- De samenhang kunnen analyseren tussen prijs en vraag en aanbod. 
- Werken met lineaire individuele en collectieve vraag- en aanbodfunctie en deze interpreteren & tekenen. 
- De producenten- en consumentensurplus bepalen + kunnen uitleggen wat het is. 
- kenmerken van de markt van volledige mededinging uitleggen + hoe de prijs daar tot stand komt. 

Volgende les: 
Je toets!

Slide 37 - Diapositive

Vraag
Prijs (€)                 Vraag (x1000)
25                                1
22,50                          2
20                               3

Aanbod
Prijs (€)         Aanbod (x1000)
25                   3
22,50             2
20                   1

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Slide 41 - Vidéo