Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je leert:
uitleggen waaruit materialen bestaan;
werken met de formule ρ = m/V;
uitleggen wat er gebeurt met de dichtheid als de temperatuur verandert;
uitleggen wanneer een voorwerp zinkt, zweeft of drijft;
uitrekenen welk deel van het volume van een voorwerp zich onder water bevindt.
Slide 2 - Diapositive
Stofeigenschappen
Een eigenschap of kenmerk is een verschijnsel dat typisch is voor een bepaalde persoon, voorwerp of zaak.
Slide 3 - Diapositive
Welke stofeigenschappen zijn er?
Voorbeelden van stofeigenschappen:
kleur
geur
smaak
fase bij kamertemperatuur
(vast, vloeibaar of gasvormig)
brandbaarheid
smeltpunt en kookpunt
geleiding
dichtheid
wel of niet magnetisch
Slide 4 - Diapositive
Moleculen
Moleculen zijn de kleinste deeltjes van een stof
Die bestaan op hun beurt uit atomen
Een watermolecuul - H O (2 atomen waterstof en 1 atoom zuurstof)
2
Slide 5 - Diapositive
Zuivere stoffen en mengsels
Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul.
Een mengsel bestaat uit meerdere soorten moleculen
Slide 6 - Diapositive
Wat is dichtheid?
De dichtheid van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa (in gram) van 1 cm3.
Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.
Slide 7 - Diapositive
Dichtheid
Slide 8 - Diapositive
Zinken, zweven en drijven
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Dichtheid berekenen
De formule voor dichtheid is:
in g/cm3 of kg/m3
m in g of kg
V in cm3 of m3
Dichtheid=volumemassa
ρ
Slide 11 - Diapositive
Een blokje heeft een massa van 135g en een volume van 50cm³. Bereken de dichtheid.
Gevraagd:
Gegeven:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Slide 12 - Diapositive
Een blokje heeft een massa van 135g en een volume van 50cm³. Bereken de dichtheid.
Gevraagd: = ?
Gegeven: m=135g V=50cm³
Formule:
Berekening:
Antwoord: g/cm³
ρ
ρ=Vm
ρ=50cm3135g
ρ=2,7
Slide 13 - Diapositive
Onderdompel-methode
Slide 14 - Diapositive
Wat is de dichtheid van water in g/cm3?
A
1,0 g/cm3
B
10 g/cm3
C
100 g/cm3
D
10 kg/dm3
Slide 15 - Quiz
Welke bewering over een voorwerp dat blijft drijven is waar?
A
De dichtheid van dit voorwerp is groter dan die van het water
B
De dichtheid van dit voorwerp is exact hetzelfde als van water
C
De dichtheid van dit voorwerp is kleiner dan dat van water
D
de dichtheid is niet belangrijk bij drijven.
Slide 16 - Quiz
De dichtheid van een blokje hout is 1,5 g/cm3 Wat gebeurt er met dit blokje hout?
A
het blokje zal zinken.
B
het blokje zal blijven drijven.
C
het blokje zal blijven zweven in het water.
D
Het blokje zal opstijgen boven het water
Slide 17 - Quiz
leg uit waarom een helium ballon opstijgt als je deze loslaat
A
de dichtheid van helium is groter dan van lucht
B
de dichtheid van helium is kleiner dan van lucht
C
de dichtheid van helium is even groot als van lucht
D
een helium ballon heeft niets te maken met de zwaartekracht
Slide 18 - Quiz
Leerdoelen gehaald?
Je kunt nu:
uitleggen waaruit materialen bestaan;
werken met de formule ρ = m/V;
uitleggen wat er gebeurt met de dichtheid als de temperatuur verandert;
uitleggen wanneer een voorwerp zinkt, zweeft of drijft;
uitrekenen welk deel van het volume van een voorwerp zich onder water bevindt.
Slide 19 - Diapositive
Natuurkundig proces
Faseovergangen
Scheidingsmethoden
Chemische reactie
Verandering van atomen tussen de moleculen.
Slide 20 - Diapositive
Natuurkundig proces
De moleculen blijven hetzelfde; ze kunnen alleen veranderen van fase volgens het deeltjesmodel!
Vind dus plaats bij faseovergangen en scheidingsmethodes
Slide 21 - Diapositive
Chemische reacties
De moleculen veranderen wel tijdens een proces! De atomen blijven gelijk alleen komen ze in een andere samenstelling terecht!
Slide 22 - Diapositive
Chemische reacties:
Carbid
Lijmen
Uitharden van beton
Verbranding
Voedselbereiding
Roesten
Slide 23 - Diapositive
Chemische Reacties
Worden genoteerd met een pijl ->
Voor de pijl staan de beginproducten. Na de pijl de reactieproducten
Slide 24 - Diapositive
Reactieproducten
Bij de meeste reacties ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2) en water (H2O)
Als er iets anders ontstaat zal dit altijd in de tekst/vraag staan!
Slide 25 - Diapositive
Terugkoppeling! Schrijf de verbranding van glucose op
Slide 26 - Question ouverte
Verbranding
Als je andere stoffen gaat verbranden gebeurd in principe het zelfde; je vervangt glucose alleen voor een andere stof!
Slide 27 - Diapositive
Verbranding (chemische reactie)
Glucose + zuurstof => Water + Koolstofdioxide (+energie)
Slide 28 - Diapositive
Na de verbranding van methaan ontstaat water en koolstofdioxide. Schrijf de reactie op. Is dit een natuurkundig of chemisch proces?
Slide 29 - Question ouverte
Wat is er nodig voor verbranding?
Slide 30 - Question ouverte
Bij het verbranden van campinggas (butaan) worden koolstofdioxide en water gevormd. Geef het reactieschema van deze verbranding
Slide 31 - Question ouverte
Bij de verbranding van papier ontstaan water en koolstofdioxide. Geef het reactieschema van deze verbranding
Slide 32 - Question ouverte
Schrijf de verbranding van aardgas op
Slide 33 - Question ouverte
Voedselvoorbereiding Chemische reactie
Als je gaat koken ben je ook heel scheikundig bezig; Als je suiker gaat verwarmen ontstaat er uiteindelijk karamel. Als we op moleculair niveau gaan kijken zijn dit twee verschillende stoffen met verschillende moleculen!
Slide 34 - Diapositive
Roesten (Chemische reactie)
Metalen kunnen verroesten onder invloed van water & zuurstof