HAVO 3 par 5.1 wat heb je nodig

Paragraaf 5.1
Wat heb je nodig?
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 5.1
Wat heb je nodig?

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel deze les
  • wat zijn bezittingen en schulden van een bedrijf
  • wat is een balans
  • welke soorten bezittingen zijn er in een bedrijf

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel 
Wat zijn bezittingen van een bedrijf, wat is een balans

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Stel je wilt je eigen bedrijf starten. Welke spullen heb je dan nodig???

Slide 5 - Question ouverte

Dat eigen bedrijf van de vorige vraag... hoe kom je aan je geld om te starten, waar haal je dat geld vandaan?

Slide 6 - Question ouverte

De Balans
Belangrijkste kenmerken van een balans:
- Er zit een linkerzijde (debet) en een rechterzijde (credit) aan de balans
- Het is een momentopname (voorraadgrootheid)
- De balans is altijd in evenwicht.
- het laat bezittingen (debet) en schulden (credit) zien

Slide 7 - Diapositive

Bezittingen Balans

Gebouw
Inventaris
Debiteuren (klanten)
Voorraad
Kas
Bank

Schulden balans

Eigen vermogen
Hypotheek
Lening bank
Crediteuren (leverancier)


Slide 8 - Diapositive

Balans

Slide 9 - Diapositive

Debet en Credit
De linkerzijde heet debetzijde  hier staan alle bezittingen

De rechterzijde heet creditzijde  hier staat hoe je aan het geld bent gekomen, de schulden

Slide 10 - Diapositive

Lesdoel 
Verschillende soorten bezittingen 

Slide 11 - Diapositive

Activa op de balans
  • Alles waar we geld in investeren (investeringsplan) => worden bezittingen van het bedrijf
  • Bezittingen => noemen we activa op de balans
  • Vaste volgorde: Vaste activa, vlottende activa en liquide activa

Slide 12 - Diapositive

Activa
We kunnen onderscheid maken tussen
vaste en vlottende en liquide activa:

Vaste activa: gaan langer dan een jaar mee in je bedrijf
Vlottende activa: Veranderen / verdwijnen binnen een jaar
liquide activa : betaalmiddelen waar een bedrijf mee kan betalen

Slide 13 - Diapositive

Debet (bezittingen)
Debiteur : een klant die nog moet betalen maar wel het product al heeft (afterpay)
Vlottende activa
voorraad goederen
debiteuren
Liquide middelen
betaalrekening
kasgeld (kassa)
Vaste activa
gebouw
bestelauto
inventaris

Slide 14 - Diapositive

Samenvatting
  • wat zijn bezittingen en schulden van een bedrijf
  • wat is een balans
  • welke soorten bezittingen zijn er in een bedrijf

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag/Huiswerk

  • Maak uit je boek vanaf bladzijde 128 vraag 1 t/m 10


Slide 16 - Diapositive

Oefenen
Pak je boek erbij, paragraaf 5.1 en zoek in je boek op wat je nog niet uit je  hoofd weet.

Slide 17 - Diapositive

Op de balans staan:
A
Gewichten
B
Appels en peren
C
Bezittingen en schulden
D
Geen idee

Slide 18 - Quiz

Wat is de balans van een bedrijf?
A
een maandelijks overzicht van alles wat een bedrijf heeft
B
een overzicht van alle bezittingen en schulden op één bepaald moment
C
een halfjaarlijks overzicht van alle activa van een bedrijf
D
een kwartaal overzicht van alle passiva van een bedrijf

Slide 19 - Quiz

Moet een balans in evenwicht zijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Een balans is:
A
Opstelling activa & passiva
B
Niet altijd in evenwicht
C
Vreemd vermogen
D
Eigen vermogen

Slide 21 - Quiz

Wat is een balans?
A
Een overzicht van wat er is verkocht en ingekocht
B
Een overzicht van bezittingen en schulden

Slide 22 - Quiz

Een pand is een voorbeeld van:
A
Liquide middelen
B
Credit
C
Vaste activa
D
Vlottende activa

Slide 23 - Quiz

Vaste activa
A
De betaalmiddelen van een onderneming, zoals de bank en kas.
B
Alle bezittingen van een onderneming die langer dan één jaar meegaan.
C
Een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en de schulden
D
Alle bezittingen van een onderneming die korter dan één jaar meegaan

Slide 24 - Quiz

Welke van de onderstaande balansposten valt onder vaste activa ?
A
een pand
B
voorraden
C
een tegoed bij de bank
D
debiteuren

Slide 25 - Quiz

Wat is een voorbeeld van vaste activa?
A
Debiteuren
B
Kas
C
Inventaris
D
Bank

Slide 26 - Quiz

In welke 3 groepen kun je de debetzijde van de balans verdelen?
A
Activa, Passiva en Liquide middelen
B
Vaste activa, Vlottende activa en Passiva middelen
C
Vaste activa, Vlottende activa en Liquide middelen
D
Activa, Vaste activa en Vlottende middelen

Slide 27 - Quiz

Vaste activa
A
gaan langer dan 1 jaar mee
B
gaan korter dan 1 jaar mee
C
staan aan de debetzijde van de balans
D
staan aan de creditzijde van de balans

Slide 28 - Quiz

Marianne koopt voor haar kledingbedrijf 125 kledinghangers om kleding op te hangen. Is dit bezit een vaste activa of vlottende activa
A
vaste activa
B
vlottende activa

Slide 29 - Quiz

Digitale camera's in het magazijn van de Media Markt in Nederland
A
Vlottende activa
B
Vaste activa

Slide 30 - Quiz

Tankauto's van Shell die de benzine naar de benzinestations brengen.
A
Vlottende activa
B
Vaste activa

Slide 31 - Quiz

De ruwe olie van Shell in de olieopslagtanks in Pernis
A
vaste activa
B
vlottende activa

Slide 32 - Quiz

Thomas koopt een tweedehands auto waarmee hij de schildersspullen voor zijn klusbedrijf kan vervoeren. Is dit bezit een vlotten of vaste activa
A
Vlottende activa
B
vaste activa

Slide 33 - Quiz

Op de kermis heeft Piet alvast 25 suikerspinnen gemaakt om te verkopen aan klanten. Is dit bezit een vaste activa of een vlottende activa?
A
vaste activa
B
Vlottende activa

Slide 34 - Quiz

Debiteuren vind ik in de balans..
A
aan de creditzijde, onder kort vreemd vermogen
B
aan de creditzijde, onder lang vreemd vermogen
C
aan de debetzijde, onder liquide activa
D
aan de debetzijde, onder vlottende activa

Slide 35 - Quiz

Debiteuren horen bij ....
A
Vaste Activa
B
Vlottende Activa
C
Liquide Middelen
D
Kort Vreemd Vermogen

Slide 36 - Quiz

Wat is een debiteur ?
A
Iemand waar we nog geld van krijgen
B
Een schuldeiser
C
Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
D
Iemand die een lening heeft verstrekt

Slide 37 - Quiz

Debiteuren zijn dus....
A
Mensen van wie je nog geld moet krijgen
B
Mensen aan wie je nog geld moet betalen

Slide 38 - Quiz

Waar hoort het geld bij dat we nog van klanten tegoed hebben?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie

Slide 39 - Quiz

Hoe noemen we de linkerzijde van de balans ?
A
Liquide middelen
B
Credit
C
Debet
D
Activa

Slide 40 - Quiz

Het bedrijf heeft € 500 euro op de rekening bij ING staan.
Waar hoort dat bij?
A
Vaste activa
B
Vlottende activa
C
Liquide middelen
D
Geen van deze drie

Slide 41 - Quiz

Wat zijn liquide middelen?
A
Bank en kas
B
Debiteuren, bank en kas
C
Crediteuren, hypotheek en voorraad
D
Voorraad , bank en kas

Slide 42 - Quiz

Geld dat een onderneming in kas heeft, behoort tot de liquide middelen
A
juist
B
onjuist

Slide 43 - Quiz