3V - Anna Woltz - De tunnel | Beeldspraak

BEELD BIJ JE BOEK
De tunnel - Anna Woltz
Voor het eerst bij Beeld en Geluid op school? Kijk hier voor een korte instructie.
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

BEELD BIJ JE BOEK
De tunnel - Anna Woltz
Voor het eerst bij Beeld en Geluid op school? Kijk hier voor een korte instructie.

Slide 1 - Diapositive

Het verhaal
September 1940: maandenlang wordt Londen gebombardeerd. Elke nacht schuilen tienduizenden mensen in de Ondergrondse: ze slapen op de perrons, op stilstaande roltrappen, naast het spoor. Daar, diep onder de grond, leren vier jongeren elkaar kennen.

Quinn is vijftien. Ze is van huis weggelopen met een tas vol juwelen en ze wil de wereld veranderen. Jay is alles kwijt, dus regels kunnen hem gestolen worden. Sebastian is Quinns grote broer, maar ze noemt zijn naam niet. Voor zijn familie bestaat hij niet meer. Ella van veertien vertelt het verhaal. Ze is net een jaar ziek geweest en voelt zich onzichtbaar – maar dan komt de tunnel.

Slide 2 - Diapositive

Fragmenten bij het verhaal
Tijdens WOII schuilden de Londenaren massaal in de tunnels van de ondergrondse treinen. Die reden immers toch niet.
Als sardientjes lagen ze op het perron of zelfs tussen de rails geplakt. Je moest zorgen dat je een mooi plekje kon bemachtigen, net als in het boek.
Met duizenden schuilen in een tunnel

Slide 3 - Diapositive

Fragmenten bij het verhaal
Met duizenden schuilen in een tunnel

Slide 4 - Diapositive

Beeldspraak
Vergelijking, metafoor en personificatie

Slide 5 - Diapositive

Beeldspraak
Soms gebruiken we taal die niet letterlijk maar beeldend is bedoeld, bijvoorbeeld om:
- iets invoelbaar te maken;
- een grappig effect te bereiken;
- een boodschap te laten beklijven.
Daarbij is altijd iets aan de hand met een object (wat er 'in het echt' is) en een beeld (wat je zegt).
Een aantal vormen:
- Vergelijking

- Metafoor

- Personificatie

Slide 6 - Diapositive

Vergelijking
- Je vergelijkt iets met iets anders omdat er overeenkomst is. Deze vorm is te herkennen aan '(zo)als' of een vorm van het werkwoord 'lijken'.

Die twee vriendinnen ogen bijna als een tweeling.
Je kamer lijkt wel een zwijnenstal.

Slide 7 - Diapositive

Metafoor
- Je geeft iets de naam van iets anders omdat er overeenkomst is.

Ruim die zwijnenstal nou eens op.
Had jij nog met de tweeling afgesproken? 

Verschil vergelijking: het originele object wordt bij een metafoor niet genoemd.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Personificatie
- Je stelt iets levenloos voor als een levend wezen

Je kamer roept om een schoonmaakbeurt.

Slide 11 - Diapositive

Deze wet zal oplichters laten struikelen.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 12 - Quiz

Hij lacht als een boer met kiespijn.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 13 - Quiz

Die angsthaas durft helemaal niets.
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie

Slide 14 - Quiz

Papier is geduldig.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 15 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 16 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 17 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 18 - Quiz

Maak opdracht 1 bij De tunnel. Zet je antwoorden in Classroom. Klaar? Bedenk dan een vergelijking (bijvoorbeeld over de start van het schooljaar) en plaats die hier.

Slide 19 - Question ouverte