Herhaling Past Simple 2K2 lesson 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2,3

English lesson

Today

• grammar
• words
• reading

Na deze les kan ik.......

• de onregelmatige werkwoorden van de past simple benoemen en toepassen
• ontdekken hoe 1 april grappen zijn ontstaan naar aanleiding van een tekst

Herhaling

Past Simple

=

Verleden tijd

Wat hoort bij de past simple? 

Sleep ze naar het vak toe. 

ww+ed

2e rij oww

Tomorrow

Yesterday

ww+ing

was/were

am/is/are

Nu bezig

Afgelopen

Is gebeurd

Staat de volgende zin in de past simple?
They walked home last night.

1. Ja
2. Nee

Staat de volgende zin in de Past Simple?
We play basketball every day.

1. Ja
2. Nee

Waar of niet waar?
Past Simple gaat over het verleden.

1. Waar
2. Niet waar

Waar of niet waar?
Je zet -ed achter het werkwoord als je de past simple moet maken

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Je gebruikt het 1e rijtje onregelmatige werkwoorden voor de past simple.

1. waar
2. niet waar

Herhaling Past Simple

Past simple = verleden tijd 

Het is in het verleden gebeurd en afgelopen. 

Vorm = werkwoord + ed of 2e vorm oww

Noem de signaalwoorden van de
past simple

Onregelmatige werkwoorden

Deze moet je uit je hoofd leren!!!

De onregelmatige werkwoorden staan in je 

workbook op p. 162

Hoe maak je een vraagzin of een ontkennende zin in de past simple?

Opdracht 1

Nu volgen er wat quizvragen.

Kies het juiste antwoord

Gebruik de past simple

Gebruik de lijst onregelmatige werkwoorden in je boek

She.... (to buy) me food yesterday.

1. buys
2. bought
3. buyed
4. was bought

They......(to drive) me to London last year.

1. fall
2. fell
3. falled
4. was falling

I.....(to make) my homework last night.

1. was making
2. made
3. makes
4. maked

We (to eat) three whole pizzas yesterday.

1. eat
2. ate
3. eated
4. were eating

Jane....(to meet) her friend last month.

1. met
2. meeted
3. metted
4. was meeting

She..... (to ask) really silly questions during class yesterday.

1. asks
2. was asking
3. ask
4. asked

The boy.... (to tell) the girl to come back after they had broken up.

1. told
2. tells
3. telled
4. tolds

We....... (to trust) you with my Phone and now you have broken it.

1. trusts
2. trust
3. was trusting
4. trusted

He.... (to be) afraid of his own dog last year.

1. beed
2. was
3. were
4. was being

Harry and Sally..... (to be) best friends in high school.

1. beed
2. was
3. were
4. were being

Maken (zelfstandig)

• grammar workbook p. 14 + 15
• KLAAR?  Workbook p. 13 (words)

(15 minuten)