begrippen

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

PRIMAIRE BEHOEFTE

§1.1

de noodzakelijke levensbehoeften, zoals: kleding, voeding en woonruimte

PRIORITEITEN STELLEN

§1.1

je kiest voor jezelf welke behoefte jij het belangrijkste vindt en welke je minder belangrijk vindt

SCHAARS

§1.1

iets is schaars als er middelen nodig zijn om ze te maken

SECUNDAIRE BEHOEFTEN

§1.1

alle overige behoeften die je leven beter of prettiger maken

VRIJE GOEDEREN

§1.1

goederen waarover je zomaar kunt beschikken, zoals lucht, zonlicht en regenwater

WELVAART

§1.1

de mate waarin je in je behoefte kunt voorzien

ZELFVOORZIENING

§1.1

je voorziet in je behoefte door goederen voor eigen gebruik zelf te maken

EEN PERCENTAGE UITREKENEN

§1.1

te berekenen aantal of bedrag = percentage delen door 100 x het totaal

COMMERCIËLE RECLAME

§1.2

reclame om meer producten te verkopen en daar geld aan te verdienen

DOELGROEP

§1.2

een groep consumenten voor wie een product of boodschap bedoeld is

IDEËLE RECLAME

§1.2

reclame om mensen te laten nadenken over maatschappelijke thema's

INFORMATIEVE RECLAME

§1.2

reclame om informatie te geven over de eigenschappen en prijs van een product

MARKETING

§1.2

alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

MARKETINGMIX

§1.2

de marketinginstrumenten: product-, prijs-, plaats-, promotie-, personeel- en presentatiebeleid

MERKRECLAME

§1.2

reclame om een merknaam bekender te maken

KORTING IN % UITREKENEN

§1.2

prijsverschil delen door de prijs waarmee je het vergelijkt keer 100

BEGROTING

§1.3

een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode

BUDGETTEREN

§1.3

je inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

DAGELIJKSE UITGAVEN

§1.3

huishoudelijke uitgaven, zoals: boodschappen, cadeautjes, persoonlijke verzorging en uitgaan

INCIDENTELE UITGAVEN

§1.3

uitgaven die je niet zo vaak doet, zoals: voor vakantie, reparaties of apparaten

NIBUD

§1.3

Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, geven voorlichting over geld, en hoe je hiermee het beste kunt omgaan

RESERVEREN

§1.3

je zet geld opzij om later een bepaalde grote uitgave te kunnen betalen

SOORTEN INKOMENS

§1.3

inkomen uit arbeid (loon, salaris), bezit (huur of winst) en overdrachtsinkomen (uitkering, kinderbijslag, zakgeld)

VASTE LASTEN

§1.3

de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen, zoals: huur, contributie of abonnementen

RESERVERING PER MAAND UITREKENEN

§1.3

Te reserveren delen door het aantal maanden dat je wilt reserveren

OMREKENEN VAN GELD

§1.3

Stap 1: per jaar uitrekenen Stap 2: terugrekenen naar wat gevraagd wordt. 1 jaar = 4 kwartalen = 12 maanden = 52 weken = 365 dagen

CBS

§1.4

Centraal Bureau voor de Statistiek, verzamelen informatie over bijvoorbeeld economische veranderingen

DEFLATIE

§1.4

een algemene daling van de prijzen

INDEXCIJFER

§1.4

een getal dat een procentuele verandering laat zien ten opzichte van een basisjaar

INFLATIE

§1.4

Een algemene stijging van prijzen

KOOPKRACHT

§1.4

de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen

VERANDERING IN % UITREKENEN

§1.4

nieuw - oud gedeeld door oud keer 100

REKENEN MET INDEXCIJFERS

§1.4

basisjaar = 100 dit is het geheel. 

Dan de formule deel gedeeld door geheel x 100 gebruiken