Kunstgeschiedenis - Grieken

GRIEKEN
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

GRIEKEN

Slide 1 - Diapositive

Kenmerken Griekse
kunstgeschiedenis

Slide 2 - Carte mentale

Grieken

  • Ca. 800 - 150 v. Chr.
  • 776 v. Chr, eerste   Olympische Spelen.
  • Groot gebied, toch eenheid.
  • Verschillende stadstaten,  eigen  bestuur.
  • Politiek, wiskunde,   filosofie,  literatuur,   kunst,   Olympische spelen.
  • Mens als middelpunt (menselijke maat).
  • Religie: mythen

Slide 3 - Diapositive

3 tijdsperiodes
  • Archaïsch (ca. 800 – 480 v. Chr.)
       - "Uit het begin"
       - Statisch en gestileerd
  • Klassiek ((480– 323 v. Chr.)
       - Bloeiperiode
       - Grote variatie
       - Harmonie en evenwicht
  • Hellenistisch (323 – ca. 150 v. Chr.)
       - "Grieks-achtig": mengvorm 
       - Theatraal, emotioneel, dynamisch
 

Slide 4 - Diapositive

Schilderkunst
  • Weinig schilderkunst bewaard gebleven,   behalve op vazen. 
  • Vazen in allerlei soorten en maten,       beschilderde vazen vaak bijzonder functie.
  • Voorstellingen op vazen enorme bron van      informatie over Griekse cultuur.

Slide 5 - Diapositive

Geometrisch (ca. 1000 – 700 v. Chr.)
  • Dipylonvazen => graven
  • Invloed Egyptische kunst
  • Meander = kronkelende versiering
  • Horror vacui = angst voor leegte
Zwartfigurig (v/a ca. 700 v. Chr.)
  • Zwarte slib op rode klei.
  • Voor het eerst worden gesigneerd.
  • Er komen meer kleuren, o.a. wit er     purper.
  • Er wordt naar de werkelijkheid     gekeken, voor het eerst romp in     verkort.
  • Mythologische scenes en dagelijks     leven. 
Roodfigurig (v/a ca. 530 v. Chr.)
  • Rode figuren uitgespaard.
  • Hierdoor meer details.
  • Zelfde motieven als bij zwartfigurige stijl. 
  • 6e eeuw hoogtepunt, sterft     af in de 4e eeuw.

Slide 6 - Diapositive

Zet de stijlen in de juiste volgorde. 

Slide 7 - Question de remorquage

Beeldhouwkunst
  • Religieus van aard (bijv. voor in het graf).
  • Levensgrote beelden v/a 660 v. Chr. 
  • Streven naar volmaaktheid, schoonheid is     teken van goddelijkheid. 
  • Marmeren beelden oorspronkelijk               polychroom = meerkleurig 
  • Bronzen beelden verdwenen, marmeren          kopieën uit Romeinse tijd.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Replica van de Griekse speerdrager uit brons. 
Romeinse kopie uit marmer. 

Slide 11 - Diapositive

Archaïsche periode: ca. 800 – 480 v. Chr.
  • Kouroi (man), korè (vrouw)
  • Archaïsche glimlach
  • Stijf, frontaal, gestileerd
  • Linkervoet voor, vuisten
  • Amandelvormige ogen
  • Invloed Egyptische kunst

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Klassieke periode: 480– 323 v. Chr.
  • Hoofd niet recht vooruit, natuurlijker
  • Anatomische perfectie, harmonie
  • Contraposto
  • Polykleitos canon
  • Vanaf 4e eeuw sierlijker => 
       hoofd: lichaam dan 1 : 9 i.p.v. 1 : 8 

Slide 14 - Diapositive

Venus van Milo (Romeinse kopie)
Poseidon van Artemision
Wagenmenner 
van Delphi
Apollo van Belvedere (Romeinse kopie)

Slide 15 - Diapositive

Aphrodite van Praxitelles, 360 v. Chr. (Romeinse kopie)
Eerste vrouwelijke naakt. 
Discuswerper
Bronzen kopie 2e eeuw
Verschillende Romeinse kopieën

Slide 16 - Diapositive

Hellenistische periode (323 – ca. 150 v. Chr.)
  • Invloed andere culturen (barbaros)
  • Overdreven, theatraal, gespierd
  • Pathos = edel lijden
  • Dynamisch, ingewikkeld
  • Complexe composities: groepen
Hellenistische beelden stralen vaak een enorme kracht en dynamiek uit. De kracht van de man wordt hier nog eens extra benadrukt door de uitgebluste houding van de vrouw, die op het punt staat te sterven. Misschien is ze neergestoken door haar man voordat hij zichzelf van het leven berooft. 

Slide 17 - Diapositive

Laocoöngroep
Stervende Galliër 
Welke compositievorm hebben deze beelden? 

Slide 18 - Diapositive

Welke compositievorm hebben de beelden op de vorige slide?
A
Horizontaalcompositie
B
Verticaalcompositie
C
Driehoekscompositie
D
Over-all compositie

Slide 19 - Quiz

Zet deze Griekse beelden op volgorde van ontstaan. 

Slide 20 - Question de remorquage

Bouwkunst
  • Tempel: huis van een god
  • Woont als beeld in de cella
  • Altaar vóór de tempel
  • Drie bouwordes
  • Optische harmonie
  • Gulden snede
  • Theaters

De oudste bewaard gebleven Griekse bouwwerken zijn de tempels. Deze werden al vroeg in duurzame natuursteen gebouwd, terwijl voor de overige bouwwerken meestal hout werd gebruikt. De tempels waren opgedragen aan één van de Griekse goden.

Slide 21 - Diapositive

Dorische orde:   
  • Kussenvormig kapiteel
  • Fries met metopen en trigliefen
  • Geen basement
  • Vrij zware zuilen met cannelures

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Metopen zijn de reliëfs tussen de trigliefen op het fries.

Slide 24 - Diapositive

Ionische Orde
  • Kapiteel met voluten
  • Zuilen met een basement
  • Slankere zuilen met cannelures
  • Architraaf bestaande uit drie           horizontale balken
  • Fries met doorlopend   beeldhouwwerk of kaal. 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Korintische orde
  • Kapiteel met acanthusbladeren
  • Variant van de Ionische orde
  • Slanker en weelderigere versieringen.
  • Meer door Romeinen dan door Grieken toegepast. 

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Dorische orde
Ionische Orde
Korintische Orde

Slide 29 - Question de remorquage

Welke orde heeft geen basement?
A
De Dorische orde
B
De Ionische orde
C
De Korintische orde
D
De composiet orde

Slide 30 - Quiz

Akropolis (Heilige rots van Athene)

Slide 31 - Diapositive

Parthenon
  • 450 en 435 v. Chr. 
  • Belangrijkste monument
  • Dorische orde
  • Optische harmonie

Ereichteion
  • Ca. 420 v. Chr. 
  • Ionische orde 
  • Kariatiden

Tempel van Nike
  • Ca. 420 v. Chr. 
  • Ionische orde 

Slide 32 - Diapositive

VWO Gulden snede
  • Harmonie 
  • Ook in de natuur
  • Verhouding ca. 1 : 1,6
  • Fibbionacci reeks 
  • 1 : 1  : 2 : 3 : 5 : 8 : 13 : 21
  • Ontdekt tijdens Renaissance 

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

 Grieks theater
  • Belangrijk in dagelijks leven
  • Tegen heuvel, natuur als decor
  • Acteurs uitsluitend mannen
  • Komedie en tragedie
  • Maskers

Slide 35 - Diapositive

wat weet je nu van
de Grieken?

Slide 36 - Carte mentale

CULTUUR
Het mooiste en beste dat een volk presteert en gepresteerd heeft op het gebied van wetenschap, techniek, muziek, literatuur, architectuur, theater en beeldende kunst. 

Dus eigenlijk het tegenovergestelde van de "innerlijke natuur" van mensen; de gevoelens. 

Slide 37 - Diapositive

KUNST
Is onderdeel van cultuur. 
In vroegere tijden was heel duidelijk wat kunst was; een ambacht wat niet iedereen kon, dat bracht kunst voort: een schilderij of een beeldhouwwerk. 

Tegenwoordig zijn de grenzen van wat KUNST is steeds verder opgerekt. Kunst is niet alleen meer ambacht maar laat ons ook nadenken over de diepere betekenis van ons bestaan. 
We kennen nu vele kunstvormen, van toneel, dans, muziek tot videokunst!

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

BEELDENDE KUNST
  • is visueel 
  • verbeeldt een thema of onderwerp dat door de kunstenaar is gekozen 

Slide 40 - Diapositive

AUTONOME KUNST
Ook wel 'vrije kunst' = de kunstenaar is vrij om zelfstandig beslissingen te nemen over zijn kunstwerk. Er is geen opdrachtgever die bepaald wat hij/zij moet maken. 

Dit sluit niet uit dat ze geen rekening houden met de wensen van hun klanten. Ze willen hun werk wel verkopen natuurlijk!

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

THEMA / ONDERWERP
Een idee dat doormiddel van het beeld wordt overgedragen.
Thema is een overkoepelende term: bijv. natuur. Dat is nog heel breed en kan gaan over bijv. een hele tentoonstelling. 

Onderwerp is meer toegespitst : bijv. dieren in het oerwoud. Dit is dus minder uitgebreid dan thema.

Slide 43 - Diapositive

Slide 44 - Diapositive

INHOUD
De inhoud of betekenis van een kunstwerk bestaat uit gevoelens, gedachten of ideeën die de kunstenaar dmv het kunstwerk vorm wil geven. 

Slide 45 - Diapositive

In dit schilderij laat Manet de executie zien van de Habsburgse aartshertog Maximiliaan. Deze zat sinds 1864 als keizer op de troon van Mexico, nadat hij was overgehaald deze troon te aanvaarden door de Franse keizer Napoleon III. De keizer had geprobeerd zijn macht buiten Europa uit te breiden. Hij wilde vooral in Midden-Amerika terrein winnen, maar zag uiteindelijk in dat het hem dit niet zou lukken. Hij trok daarom in 1866 de Franse troepenmacht terug uit Mexico. Dit leidde in 1867 tot de executie van de niet langer beschermde aartshertog Maximiliaan door Mexicaanse guerrillastrijders.

Slide 46 - Diapositive

EXPRESSIE / ZEGGINGSKRACHT
De manier waarop het beeld "spreekt". Wat voor gevoel geeft het je, wat is de stemming, wat roept het in je op?

Slide 47 - Diapositive

De Schreeuw
Ophelia

Slide 48 - Diapositive

FUNCTIE
Wat is het doel van het kunstwerk? o.a.
  • beeldend
  • praktisch
  • symbolisch
  • toegepast
  • religieus
  • decoratief
Als het beeld wel een functie heeft maar als zodanig niet gebruikt kan worden. 
Ontworpen om te gebruiken.
Verwijzend naar bijv. macht, functie, religie, goede zeden, enz.
Een object heeft een duidelijke gebruiksfunctie maar is ook tegelijk op een bijzondere manier vormgegeven.
Het is tegelijk verhalend maar ook belerend.
Er is geen ander doel dan dat het kunstwerk decoratief is, versierend, leuk om naar te kijken.

Slide 49 - Diapositive

HOE is het afgebeeld? 
(op welke manier zijn de beeldaspecten toegepast?)

Beeldaspecten:
VORM
LIJN
LICHT
ORDENING/COMPOSITIE 
RUIMTE
KLEUR

VOORSTELLING              VS          VORMGEVING
WAT is er afgebeeld?
 (wat stelt het voor?)

Slide 50 - Diapositive

beeldaspecten

Slide 51 - Diapositive