Vragers en aanbieders H1.2

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Break even analyse
  • Break even = het bedrijf maakt geen winst en geen verlies.
  • De winst is dus 0. 
  • Break even prijs (BEP) = de prijs waarbij her bedrijf geen winst en geen verlies maakt.
  • Break even afzet (BEA) = de afzet waarbij het bedrijf geen winst of verlies maakt.
  • Break even omzet (BEO) = de omzet waarbij het bedrijf geen winst of verlies maakt. BEPxBEA

Slide 6 - Diapositive

Break-even-punt
Het break-even-punt is het punt waarbij er geen winst en geen verlies wordt gemaakt. 
Je kunt het break-even-punt op 3 manieren vinden: 
1) aflezen uit een grafiek
2) berekenen door TO en TK gelijk te stellen (TO=TK)
3) berekenen door TCK / ( p - GVK )

Slide 7 - Diapositive

Grafiek
BEP 
(break-even punt)
BEA 
(break-even punt)
break-even prijs 

break-even omzet 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Winst en break-even.
Bij break-even is de winst nul.
                                constante kosten                        = break even afzet verkoopprijs - variabelekosten per product

Slide 11 - Diapositive

Break even point
Bij een afzet van 0 is het verlies € 180.000,- vanwege de CK.
Deze CK verdien ik terug, doordat een product € 50,- kost om te produceren en verkocht wordt voor € 600,-

Break even afzet = TCK / ( p - GVK )

Break even afzet = 180.000 / ( 600 - 50 ) = 327,3 ---> 328

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat is de break-even afzet?
A
5.000
B
50.000
C
2.500.000
D
5.000.000

Slide 14 - Quiz

TO=TK
To=45q
TK =42Q+150.000
Bereken de break even afzet
A
50.000 stuks
B
3334 stuks
C
3572 stuks
D
schiet mij maar lek

Slide 15 - Quiz

TO=TK
To=45q
TK =42Q+150.000
Bereken de break even omzet
A
€2.100.000
B
€2.250.000
C
€2.270.000
D
€2.350.000

Slide 16 - Quiz

Stel break even afzet = 600
verkoopprijs is €15 per stuk
variabele kosten per stuk € 6
Hoe hoog is de break even omzet?

Slide 17 - Question ouverte

TO = 6q
TK = 2q + 200
Wat is de break-even afzet?

Slide 18 - Question ouverte

Bereken de break-even omzet.
Voeg je berekening toe.

Slide 19 - Question ouverte

De variabele kosten per product zijn 5, de constante kosten 4000, de evenwichtsprijs 15.
Bereken de Break-even afzet en de bijbehorende Break-even omzet

Slide 20 - Question ouverte

Biologische slager Verbeek heeft de volgende kostenfunctie: TK = 2,50q + 16.000. Bij een productie van 1.000 kilo vlees zijn de gemiddelde totale kosten per kilo vlees?
A
18,5
B
18.500
C
2,50
D
1.6002,50

Slide 21 - Quiz

TK = 2q2 + 4.000. Wat zijn de gemiddelde variabele kosten bij q = 100?
A
20
B
200
C
2000
D
20.000

Slide 22 - Quiz

Marginale
De marginale kosten zijn dus de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid. Afkorting MK

De marginale opbrengsten zijn de extra opbrengsten die een onderneming krijgt bij de verkoop van één extra eenheid. Afkorting MO


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Samenvatting
TO = totale omzet/opbrengts = p x q
GO = gemiddelde opbrengst = TO/q
TK = Totale kosten = TVK + TCK
GTK = gemiddelde totale kostem = TK/q
MO = marginale opbrengst
Mk = marginale kosten
TW = totale winst = TO - TK
Maximale winst: mo=mk
Break even punt: TO=TK of P=GTK

Slide 29 - Diapositive

MK zijn gelijk aan:
A
constante kosten
B
variabele kosten
C
verkoopprijs
D
afzet

Slide 30 - Quiz

MO zijn gelijk aan:
A
verkoopprijs
B
afzet
C
variabele kosten
D
constante kosten

Slide 31 - Quiz

Wat bereken je met MO = MK?
A
De hoeveelheid producten voor maximale winst.
B
De prijs voor maximale winst.
C
Hoe groot je winst is.
D
De prijs waar je geen winst, maar ook geen verlies maakt.

Slide 32 - Quiz

Als MO>MK, dan
A
zal TW toenemen
B
zal TW afnemen
C
zal TW gelijk blijven

Slide 33 - Quiz

TK = 5Q + 100

MK is?
A
5
B
100
C
20
D
0,5

Slide 34 - Quiz

TO = 560q
TK = 30q + 340

MO =
A
340
B
30q
C
560

Slide 35 - Quiz