7.2 Wat doet de Europese Unie?

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Import of export?
"Action" koopt producten uit China

A
Import
B
Export

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Waarom beschermt de
overheid onze Economie?

Slide 7 - Carte mentale

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 12 - Diapositive

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 13 - Diapositive

Europese Monetaire Unie
Europese Monetaire Unie (EMU)
Landen met de euro
eurozone
De Europese Centrale Bank (ECB)

Slide 14 - Diapositive

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 15 - Diapositive

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Welk voordeel hebben wij door het gebruik van de euro?
A
Alles is nu goedkoper.
B
We hoeven geen geld te wisselen als we binnen de EMU op vakantie gaan.
C
Je kunt nu in alle landen met de PIN betalen.
D
Nederland kan nu beter met alle landen handelen.

Slide 17 - Quiz

Europese Unie
Buiten de Europese Unie
Groot Brittanië
Nederland
paspoort
geen wisselkoers
vrij verkeer van mensen
eurozone
Wisselkoers
euro

Slide 18 - Question de remorquage

wat is GEEN voorbeeld van protectie?
A
contingentering
B
uitvoerrechten
C
exportsubsidie
D
invoerrechten

Slide 19 - Quiz

Wel of geen invoerrechten
betaal je invoerrechten als je een online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten

Slide 20 - Quiz

Wel of geen invoerrechten
betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 21 - Quiz

Wel of geen invoerrechten
betaal je invoerrechten als je speelgoed in China bestelt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 22 - Quiz

Wat is de eurozone?
A
Alle landen in Europa
B
Alle landen in de Europese Unie
C
Alle landen die betalen met de euro
D
Nederland, België en Luxemburg

Slide 23 - Quiz

Hoeveel landen hadden in 2002 de euro als betaalmiddel?
A
10
B
12
C
15
D
20

Slide 24 - Quiz

Waarom hebben nog niet alle landen in Europa de euro?
A
Er zijn niet genoeg euro's
B
Ze willen liever hun eigen munt houden
C
Ze voldoen niet aan de eisen
D
Er zijn te veel landen

Slide 25 - Quiz

Wanneer kwam Nederland bij de eurozone
A
Nederland zit niet in de eurozone
B
januari 2002
C
december 2002
D
januari 2012

Slide 26 - Quiz

Europese Unie
invoerrechten
protectie
vrijhandel
eurozone
Aantal landen van de Europese Unie die de euro als munteenheid hebben
je mag pruducten in- en uitvoeren zonder invoerrechten te betalen
maatregelen om bedrijven in eigen land te beschermen tegen concurrentie uit andere landen
Belasting die je aan de grens betaalt als je producten invoert
groep Europese landen die vooral op economischgebied samenwerken

Slide 27 - Question de remorquage

Welke land is geen lid van de EMU
A
Nederland
B
Zwitserland
C
Ierland
D
Oostenrijk

Slide 28 - Quiz

Heb je een paspoort nodig om binnen de EU te reizen?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Wat is goedkoper voor Nederlandse bedrijven?
A
Handelen met een bedrijf in Italië, omdat je dan geen invoerrechten betaalt
B
Handelen met een bedrijf in de VS
C
Maakt niet uit. Het is allebei even duur

Slide 30 - Quiz

Wanneer werd de euro ingevoerd?



A
In 1999
B
De contante euro in 1999 en de elektronische in 2002
C
Zowel de elektronische als contante euro in 2002
D
De elektronische euro op 1 januari 1999 en de contante op 1 januari 2002

Slide 31 - Quiz

De nieuwe eurobankbiljetten hebben meerdere echtheidskenmerken. Wie wordt er als onderdeel hiervan afgebeeld?
A
Beethoven (componist van de muziek bij de Europese hymne “Ode aan de vreugde”)
B
Jean-Claude Trichet (voormalig president van de ECB)
C
Europa (figuur uit de Griekse mythologie)
D
Asterix (personage uit de bekende Franse stripserie)

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive