31 05 2021 form. H6 spelling

THV1L
Welkom 

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

THV1L
Welkom 

Slide 1 - Diapositive

Programma
Spelling
Oefenen met lastige verwijswoorden




Slide 2 - Diapositive

Na deze les weet je...
.... wanneer je een komma, dubbele punt en aanhalingstekens moet gebruiken en

weet je weer wat de directe rede en de indirecte rede is.




Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
  • Spelling Hst 5: theorie lezen en opdracht 1,2, 3 en 5 maken, zie Nieuw Nederlands Online bij de planning
  • Lastige verwijswoorden opnieuw maken (zie planning)
  • Lezen in je leesboek t/m pag. 75

Slide 4 - Diapositive

Welk verwijswoord? 

  • De film .... je vertelde, heb ik zelf ook gezien.

  • De vriend ...... ik geld had geleend, wil het nu terug. 
  • Alles  ...... ik bestel bij Zalando is voor jou.
  • Geef je die oorbellen aan hen/hun? 


Slide 5 - Diapositive

Instructie spelling

Slide 6 - Diapositive

Wie weet het nog?

Wanneer gebruik je een komma?

Slide 7 - Diapositive

Komma om zin beter leesbaar te maken 
  • tussen twee persoonsvormen
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin (Doe jij dat even, Ellen?)
  • vóór de woorden maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat en zodra

Slide 8 - Diapositive

Bedenk een zin met komma...
  • tussen twee persoonsvormen



Slide 9 - Diapositive

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 10 - Diapositive

Bij een aankondiging, b.v.:
  • een opsomming: Rianne spreekt 
vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 11 - Diapositive

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 12 - Diapositive

Directe en indir. rede
  • Directe rede: je schrijft woord voor woord op wat iemand zegt (citaat) => aanhalingstekens
  • Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel weg.'
  • Indirecte rede: je schrijft iemands woorden niet letterlijk op => GEEN aanhalingstekens
  • Vader zei dat hij de vuile borden wel zou wegzetten.
  • Vader zei / riep / vertelde / meldde / beloofde /..... dat hij zou afwassen. 

Slide 13 - Diapositive

Directe rede
  • Om dat wat iemand zegt, zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
  • Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

  • Begint de zin met wat er gezegd wordt? Dan geen dubbele punt, maar een komma:
  • 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 14 - Diapositive

'Volgende week gaat de school weer open', zei meneer Kwaaitaal.
Wat is dit? 
a. Directe rede 
b. Indirecte rede 

Slide 15 - Diapositive

Hij vertelde dat hij erg ziek geworden was.
a. Dit is de indirecte rede 
b. Dit is de directe rede 

Slide 16 - Diapositive

Hij zei: Ik ben erg ziek geworden.
a. Geen aanhalingstekens, dat is goed 
b. Hier moeten aanhalingstekens staan, dit is niet goed 

Slide 17 - Diapositive

Zet deze zin in de directe rede: 

Doortje zei dat ze naar huis kwam. 

Slide 18 - Diapositive

Welke vragen heb je nog over de leestekens en directe rede? 

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk maken (in Teams)
Maken: Hst. 6 spelling  Opdr. 1, 2, 3 via Nieuw Ned Online, zie planning. Ook maken: opdr. 2 van Hst 1, spelling Lezen: in je leesboek t/m pag. 100



Slide 20 - Diapositive

Wat heb je goed onthouden van deze les? 


schrijf je antwoord in de chat

Slide 21 - Diapositive