Mavo 3 H1 en H2 Gram

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Presente
Herhaling

Vervoeg de werkwoorden in Presente

1. . Yo _______________ (trabajar)en una oficina

1. trabajas
2. trabajo
3. trabajamos
4. trabajan

Vervoeg het werkwoorden in Presente:

3. El niño ______ (beber)mucha leche.

1. bebéis
2. beben
3. bebo
4. bebe

Vervoeg het werkwoorden in Presente:

6. María ______ (vivir)en el quinto piso de este edificio.

1. vivo
2. viven
3. vivimos
4. vive

Vervoeg het werkwoorden in Presente

5. ¡Ustedes _______(correr) mucho!

1. corremos
2. corren
3. corro
4. corréis

De voltooid tegenwoordige tijd

1.  Wat is de presente perfecto?

2. De vorm van de presente perfecto.

3. Wanneer gebruik je presente perfecto?

4. Signaalwoorden.

Presente perfecto

Presente perfecto

De voltooid tegenwoordige tijd

In het nederlands:

Ik heb een mooi boek gelezen.

Ik ben bij de kapper geweest.

hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

De vorm van de presente perfecto

Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord:

 

ww-ar: stam + ado

ww-er: stam + ido

ww-ir: stam + ido

haber +

¿Cuándo se usa el Presente Perfecto?

Wanneer gebruik je presente perfecto?

De voltooid tegenwoordige tijd (Presente perfecto)

Om handeling of gebeurtenis aan te duiden die al plaats gevonden heeft, maar die nog relatie heeft met het heden.

Ejemplo:   Esta mañana he desayunado (Vanmorgen heb ik ontbeten)

 Voorbeeld:  Hoy he trabajado (Vandaag heb ik gewerkt)

Wanneer gebruik je presente perfecto?

Woorden waarmee je de Presente Perfecto

kunt herkennen

Signaalwoorden:

Ejemplo: Este año no he ido de vacaciones

Voorbeeld: Dit jaar ben ik niet op vakantie geweest.

Ejemplo: Has estado alguna vez en Amsterdam?

Voorbeeld: Ben je wel eens in Amsterdam geweest?

De vorm van de Presente perfecto

Hoe maak je de 'presente perfecto'?

1. een vorm van 'haber' + ww + ado/edo
2. een vorm van 'ir' + a + hele ww
3. een vorm van 'haber + stam ww + ado/ido
4. een vorm van 'tener' + a + hele ww

Kies voor de juiste vorm van de Presente perfecto

empezar (ellos, ellas,ustedes)

1. He empezado
2. Han empiezado
3. Habéis empezado
4. Han empezado

Presente perfecto:
Kies de juiste vorm van comer-yo

1. he comido
2. hemos comido
3. has comido
4. habéis comido

Presente perfecto/voltooid tegenwoordige tijd.
VIAJAR -> ELLA

1. viaja
2. ha viajado
3. viajan
4. han viajado

El presente perfecto: Estudiar (ellas)

1. Ha estudio
2. Han estudiado
3. Hemos estudiar
4. Habéis estudiado

De pretérito perfecto:
Kies de juiste vorm van beber, nosotros

1. hemos comido
2. habéis comido
3. has comido
4. han comido

¡A practicar!

1. Esta mañana (desayunar, yo) __________________ un café con tostadas. 
2. Este año (visitar, nosotros) _______________ a nuestra familia. 
3. Todavía no (probar, ellos) _________________ la comida del nuevo restaurante.  
4. Hoy (pasar, él) ______________________ algo increíble.
   
5. Esta noche no (poder, nosotros) _______________________ dormir nada. 
6. Ya (comer, yo) _____________________, no tengo hambre, ¡gracias!
7. ¿Qué vino (pedir, tú) _____________________ al camarero? ¡Yo quiero uno blanco!
   
8. Hoy (pasar, él) ______________________ algo increíble.
   
9. Esta noche no (poder, nosotros) _______________________ dormir nada.
   
10. Esta mañana (levantarse, ellos) _____________________ muy tarde.

Gebruik Presente perfecto om de werkwoorden te vervoegen.

Ser & Estar

SER                                   ESTAR

Ik begrijp het verschil tussen ser en estar....

1. JA
2. NEE
3. Ongeveer
4. Ik heb extra uitleg nodig

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Nationaliteit

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Tijdelijk toestand

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

De tijd/ datum

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Eigendom

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Plaatsbepaling/zich bevinden

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Beroep

1. ser
2. estar

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Uiterlijk/beschrijving

1. ser
2. estar

Pretérito Indefinido

El pretérito indefinido

	AR [hablar]	ER/IR [comer]
Yo [ik]	habl é	com í
Tú [jij]	habl aste	com iste
El/Ella [hij/zij]	habl ó	com ió
Nosotros [wij]	habl amos	com imos
Vosotros [jullie]	habl asteis	com isteis
Ellos/Ellas [ze]	habl aron	com ieron

El indefinido: verbos irregulares

Indefinido 

(formas irregulares)

Bij de onregelmatige vormen van de indefinido is het zo dat de stam onregelmatig is. De uitgangen van alle onregelmatige vormen zijn hetzelfde (let op! Deze zijn niet hetzelfde als de regelmatige vormen)

Indefinido: irregulares

Bij deze onregelmatige vormen van de indefinido is het zo dat de stam onregelmatig is. 

De uitgangen van alle onregelmatige vormen zijn hetzelfde (maar let op! deze zijn niet hetzelfde als de regelmatige uitgangen).

! dijeron

! trajeron

! hizo

Sleep de zinnen naar het juiste vervoegen v/d pretérito indefinido 

comiste

nació

vivieron

comí

estudió

vivió

estudiaron

nacieron

Ayer yo...............................(comer) patatas con carne.

Julia.................................(estudiar) para el examen de física.

En 2009, Anne.........................(vivir) en Holanda.

¿Luuk ...........................(comer-tú) pizza en la cena?

Melissa y Shanne.........................(nacer) en 1995 en Francia.

Ellas..........................(estudiar) español hace 4 años.

Saraya  y Ashley........................(vivir) en París en 2002.

Tomy.........................(nacer) el 10 de noviembre de 1974.