Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets
hoofdstuk 1 (1.1 t/m 1.6)
Slide 1 - Diapositive
Welk levenskenmerk ontbreekt in dit rijtje: voeden, groeien, ademen, uitscheiden, voortplanten, ....
Slide 2 - Question ouverte
Welke groep dieren behoort niet tot de gewervelden?
A
Amfibien
B
Vissen
C
Stekelhuidigen
D
Reptielen
Slide 3 - Quiz
Een Afrikaanse olifant en een Indische olifant lijken veel op elkaar, maar behoren niet tot dezelfde soort. Welke van onderstaande beweringen is juist?
A
Beide dieren kunnen samen nakomelingen krijgen.
B
Beide dieren kunnen samen geen nakomelingen krijgen.
C
Beide dieren kunnen wel nakomelingen krijgen, maar die zijn niet vruchtbaar.
D
Beide dieren kun je met elkaar kruizen.
Slide 4 - Quiz
Wat is de naam van de klaproos? Gebruik de determinatietabel
A
Bleke klaproos
B
Ruige klaproos
C
Grote klaproos
D
Atlas klaproos
Slide 5 - Quiz
Hoe heet onderdeel 1?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Vacuole
D
Cytoplasma
Slide 6 - Quiz
Laura bekijkt onder de microscoop haar eigen wangslijmvliescellen. Welk onderdeel ontbreekt in deze cellen?
A
celkern
B
celmembraan
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 7 - Quiz
Wat is de functie van de vacuole?
A
De vacuole zorgt voor stevigheid.
B
De vacuole regelt alles in de cel.
C
In de vacuole vindt fotosynthese plaats.
D
Door de vacuole kan de cel voortbewegen.
Slide 8 - Quiz
Wat zorgt voor stevigheid in houtachtige planten?
A
De celwand
B
De houtstof in de celwand
C
De vacuole
D
De celwand en vacuole
Slide 9 - Quiz
Wat zie je hier?
A
Een cel
B
Een weefsel
C
Een orgaan
D
Een orgaanstelsel
Slide 10 - Quiz
Uit welk rijk komt het organisme waarvan dit een microscopische foto is?
A
Dierenrijk
B
Schimmelrijk
C
Bacterierijk
D
Plantenrijk
Slide 11 - Quiz
Groot
Klein
Organisme
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cellen
Slide 12 - Question de remorquage
- Dieren hebben veel verschillende ________
- Cellen van mensen hebben ____________ kenmerken als cellen van dieren.
-De __________ regelt alles wat er in de cel gebeurt.
-Een dierlijke cel bestaat voor een groot deel
uit _____
-Om de cellen van dieren ligt een _________
dezelfde
celmembraan
cytoplasma
celkern
cellen
Slide 13 - Question de remorquage
In welk van deze tekeningen wordt spierweefsel weergegeven?
A
R
B
S
C
T
Slide 14 - Quiz
Hoe plant het organisme hiernaast zich voort?
A
Door celdeling
B
Door sporen
C
Door zaden
D
Door seks
Slide 15 - Quiz
Hoe noemen we onderdeel 4?
A
Hoed
B
Steel
C
Zwamvlok
D
Sporen
Slide 16 - Quiz
Welk onderdeel bevat een schimmelcel wel dat een bacteriecel niet heeft?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern
Slide 17 - Quiz
Een bacterie deelt zich elke 20 minuten. Als je begint met 1 bacterie, hoeveel heb je dan na 100 minuten?
A
5
B
10
C
32
D
64
Slide 18 - Quiz
Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel
Plantencel
Slide 19 - Question de remorquage
Planten-
cel
Schimmel-
cel
Dierlijke cel
Bacterie-
cel
Celwand & celmembraan
Bladgroenkorrels
Alleen celmembraan, geen celwand
Geen celkern
Slide 20 - Question de remorquage
Wat bepaalt niet hoe snel een bacterie of schimmel op voedsel kan groeien?
A
Hoeveelheid water
B
Temperatuur
C
Zuurgraad
D
Hoeveelheid koolstofdioxide
Slide 21 - Quiz
Wat zijn de vijf manier om voedsel te conserveren?
Slide 22 - Question ouverte
Wat is de formule van fotosynthese? ....... + ....... => ....... + .......
Slide 23 - Question ouverte
In welk deel van de kringloop van fotosynthese en verbranding horen de deelnemers van de voedselkringloop?
fotosynthese
verbranding
producent
consument
afvaleter
reducent
Slide 24 - Question de remorquage
Sleep de juiste cel naar de voedselkringloop.
consumenten
reducenten
producenten
afvaleters
Slide 25 - Question de remorquage
Welke taak heeft elke groep in de voedselkringloop. Sleep de juiste taken naar de juiste groep.
Producenten
Consumenten
Reducenten
Maken voedingsstoffen door middel van fotosynthese
Gebruiken voedingsstoffen van de planten, geven voedingsstoffen door.
Zetten voedingsstoffen om in mineralen, water en koolstofdioxide.
Slide 26 - Question de remorquage
Het maken van brood is een voorbeeld van biotechniek.
Wat gebeurt er bij het maken van brooddeeg?
A
Bacteriën scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
B
Bacteriën scheiden zuurstof en alcohol uit.
C
Schimmels scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
D
Schimmels scheiden zuurstof en alcohol uit.
Slide 27 - Quiz
Welk van de onderstaande producten wordt niet met behulp van schimmels gemaakt?
A
Wijn
B
Bier
C
Brood
D
Zuurkool
Slide 28 - Quiz
We kunnen tegenwoordig ook de erfelijke eigenschappen van een organisme veranderen. Dat gebeurt door een gen van een andere biologische soort toe te voegen aan de erfelijke informatie van de plant. Dit heet ...
A
veredeling
B
genetische modificatie
Slide 29 - Quiz
Britse onderzoekers hebben via genetische modificatie een lichtgevend eiwit van een kwal in een tabaksplant ingebracht. Is de volgende bewering juist of onjuist: De methode die de onderzoekers hebben gebruikt heet veredeling.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Klaar?
Meer oefenvragen zijn te vinden op Biologiepagina.nl: