aan het werk in de winkel

Taalklas
Hoofdstuk 2a - Ompakken
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taalklas
Hoofdstuk 2a - Ompakken

Slide 1 - Diapositive

Taalklas van vandaag:

Lesson-up: winkel 
(begrijpend) lezen 
werkbladen maken
Numo

Slide 2 - Diapositive

welke dag en datum is het vandaag?

Slide 3 - Question ouverte

welk seizoen/jaargetijde is het?

Slide 4 - Question ouverte

Hoofdstuk 2a - Ompakken

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen:
Verschillende soorten winkels.
Werkzaamheden winkel
Competenties werken/stage lopen in een winkel.

Slide 6 - Diapositive

Welke winkels ken jij?

Slide 7 - Question ouverte

Welke soorten winkels zijn er?
Welke soorten winkels zijn er?

Slide 8 - Diapositive

Klanten, wie zijn dat? 
Kom je in een winkel om iets te kopen? Dan ben je een klant. Dus klanten zijn de mensen in de winkel die misschien wat kopen. 

Werk je in de winkel, dan ben je geen klant. Je bent dan personeel. Personeel is iedereen die in de winkel werkt. 

Slide 9 - Diapositive

Hoe noem je de klanten in een winkel?
A
Cliënten
B
Gasten
C
Bezoekers
D
Klanten

Slide 10 - Quiz

Wat moet je NIET doen als je een klant aanspreekt?
A
Je spreekt de klant aan met 'u'.
B
Je doet alsof de klant jouw vriend is.
C
Je praat duidelijk Nederlands.
D
Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat.

Slide 11 - Quiz

Geef een voorbeeld van een winkel waar de klant helemaal wordt geholpen:
A
bakker
B
Intratuin
C
Gamma
D
kledingwinkel

Slide 12 - Quiz

De klant mag alle producten zelf uit de schappen pakken en afrekenen bij de kassa.
A
Zelfbediening
B
Semi-zelfbediening
C
Bediening

Slide 13 - Quiz

Hoe noem je de klanten in een restaurant?
A
Cliënten
B
Gasten
C
Bezoekers
D
Klanten

Slide 14 - Quiz

Je werkt bij Zeeman. Klanten kunnen bij Zeeman zelf artikelen pakken uit de schappen.
Welk gedrag past bij deze winkel?
A
Je vraagt of je de klant kunt helpen en biedt hem een kopje koffie aan
B
Je laat de klant met rust totdat je merkt dat hij iets wil vragen
C
Je vraagt de klant om een beetje op te schieten, omdat je niet de hele dag de tijd hebt.

Slide 15 - Quiz

Woorden die bij een winkel horen:

Slide 16 - Question ouverte

Zinnen
Ik werk in een kledingwinkel.

Ik loop stage bij de Albert Heyn.

Ik loop 1 dag per week stage bij de Deka markt.

Ik ben vakkenvuller bij de Vomar.

Slide 17 - Diapositive

Zelf zinnen maken;

Slide 18 - Question ouverte

Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Welke winkels zag je in het filmpje?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Vidéo

Welke winkels zag je in het filmpje?

Slide 23 - Question ouverte

Een werkdag in de winkel

Dagelijkse werkzaamheden:

Werkzaamheden die elke dag gedaan moeten worden.

  • Schoonmaken van de winkelvloer
  • Schoonmaken van de winkelomgeving
  • Artikelen netjes ordenen, bijv. kleding
  • Winkelwagentjes verzamelen
  • Aanvullen van artikelen

Slide 24 - Diapositive

vakkenvullen

Slide 25 - Diapositive

De kassa/ De toonbank

Slide 26 - Diapositive

De kassa

Slide 27 - Diapositive

timer
1:00
In wat voor soort winkel zie jij jezelf stage lopen?

Slide 28 - Carte mentale

Sector verkoop en logistiek
Vakkenvuller
verkoopmedewerker
kassamedewerker/kassiere
magazijnmedewqerker
heftruckchauffeur

Slide 29 - Diapositive

De heftruck

Slide 30 - Diapositive

De heftruckchauffeur

Slide 31 - Diapositive

De kassamedewerker

Slide 32 - Diapositive

Het magazijn

Slide 33 - Diapositive

De magazijnmedewerker

Slide 34 - Diapositive

Welke competenties heb je nodig in de detailhandel?

  • Representatief 
  • Beleefd zijn, goede sociale vaardigheden
  • Klantgericht
  • Samenwerken
  • Planmatig werken 
  • Netjes 
  • Stress bestendig
  • Discipline tonen

Slide 35 - Diapositive

Nog vragen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Sondage

Nog een paar vragen van mij ......

Slide 37 - Diapositive

Ik wil graag iets in de winkel kopen.
Ik ben een.......
A
Klant
B
Personeelslid

Slide 38 - Quiz

Je werkt in een winkel, je ontvangt:
A
Gasten
B
Klanten
C
Bezoekers

Slide 39 - Quiz

Welke winkel hoort er niet bij?
A
Aldi
B
Lidl
C
Karwei
D
Albert Heijn

Slide 40 - Quiz

Welke winkel hoort er niet bij?
A
Karwei
B
Gamma
C
Hornbach
D
Bart Smit

Slide 41 - Quiz

Welke winkel hoort er niet bij?
A
Etos
B
Kruidvat
C
Jumbo
D
DA Drogist

Slide 42 - Quiz

(begrijpend) lezen 
werkbladen maken
Numo

Slide 43 - Diapositive