1.3 Argumentatiestructuren en -schema's

Argumentatiestructuren 
Standpunt en argument
Soorten argumenten: feitelijk en waarderend
Blokjesschema
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie:
 - Nevenschikkende argumentatie
 - Onderschikkende argumentatie


1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Argumentatiestructuren 
Standpunt en argument
Soorten argumenten: feitelijk en waarderend
Blokjesschema
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie:
 - Nevenschikkende argumentatie
 - Onderschikkende argumentatie


Slide 1 - Diapositive

Standpunt en argument
De auteur van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt (mening). Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft. 


Slide 2 - Diapositive

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar. Dit argument hoeft niet onderbouwd te worden.


Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is maar 100 meter bij mij vandaan. 


Slide 3 - Diapositive

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument heeft dus uitleg nodig. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 4 - Diapositive

Feitelijk argument
Waarderend argument
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze leiden de weggebruikers af. 

Slide 5 - Question de remorquage

Feitelijk argument
Waarderend argument
Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze verpesten het landschap.

Slide 6 - Question de remorquage

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quiz

Ik vind jullie aardig.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quiz

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten. Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, volgens ons, zij denkt dat, de auteur is van mening dat, onze conclusie is, dus, daarom, kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten

Slide 9 - Diapositive

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten. Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.
Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als 
dat blijkt uit
immers
namelijk
omdat
de reden hiervoor is en
want. 
Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.

Slide 10 - Diapositive

Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten. Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.
Het standpunt en de argumenten samen vormen een argumentatiestructuur
Die kun je in een blokjesschema weergeven, waarbij het standpunt in het bovenste blokje komt te staan en de argumenten in de blokjes eronder. 
Je werkt bij het invullen van meerdere, gelijkwaardige argumenten uit een tekst van links naar rechts. 

Slide 11 - Diapositive

Standpunt
Argument
mijn zakgeld moet omhoog
omdat het eten in de kantine duurder is geworden.

Slide 12 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Omdat leerlingen te weinig individuele aandacht krijgen,
moeten klassen kleiner worden.

Slide 13 - Question de remorquage

Enkelvoudige argumentatie
Enkelvoudige argumentatie is een argumentatie die bestaat uit één standpunt en één argument 
(standpunt > argument). Dit is een vorm van een onderschikkende argumentatie.

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 14 - Diapositive

Standpunt 
Argument
Ik heb vet haar.
Ik moet mijn haren wassen.

Slide 15 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Bedrijven van voedsel, cosmetica en schoonmaakmiddelen moeten overstappen op recyclebare of hervulbare flesjes en doosjes
want daardoor daalt het aantal plastic verpakkingen met de helft.

Slide 16 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Ik vind het soms wel lastig om vegetariër te zijn. 
Tijdens een etentje moet ik namelijk weleens iets afwijzen waarvoor iemand veel moeite heeft gedaan.

Slide 17 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Iemand van 16 heeft nog onvoldoende verstand van politiek om te stemmen. 
Daarom lijkt mij het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd van 18 naar 16 jaar geen goed idee. 

Slide 18 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Het zou goed zijn als we van alle lege winkelpanden en lege ruimtes boven winkels woningen voor jongeren maken: 
het wordt er vast gezelliger van in de binnenstad.  

Slide 19 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
Het onderscheid tussen legaal en illegaal vuurwerk is niet te controleren.
Het is volgens mij dan ook een slecht idee om het ene wel toe te staan en het andere niet  

Slide 20 - Question de remorquage

Standpunt
Argument
We moeten geen windmolens op zee bouwen,
want ze zorgen voor horizonvervuiling aan de kust.

Slide 21 - Question de remorquage

Nevenschikkende argumentatie
Meestal gebruikt de auteur meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dit heet nevenschikkende argumentatie. Bij een nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.

                                             Ik ga met de auto (standpunt)
omdat ik dan sneller ben (argument 1) en omdat het regent (argument 2).
omdat het regent (argument 1)                en omdat ik dan sneller ben (arg. 2).


Slide 22 - Diapositive

Tussen de blokjes van de nevenschikkende argumentatie kan je het woord 'en' invullen.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument onderbouwen met een subargument: 
Een subargument is een argument dat een ander argument ondersteunt. Dit heet onderschikkende argumentatie.




Slide 25 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Standpunt:               Mijn broer is boos op mijn ouders.

Argument:           (want) Mijn broer heeft huisarrest gekregen.

Subargument:     (want) Mijn broer was vorige weekend veel te
                                                    laat thuisgekomen.

Slide 26 - Diapositive

Onderschikkende argumentatie
Standpunt:                Zij is de juiste persoon voor die baan van 
                                                           boekverkoopster, 

Argument:                  want zij heeft ruime ervaring in die branche. 

Subargument:      Ze heeft namelijk al twee jaar bij een Libris 
                                                             boekhandel gewerkt. 

Slide 27 - Diapositive

Maak opdracht 2 samen (op het bord).

Slide 28 - Diapositive