Oefentoets ecologie en duurzaamheid

Oefentoets ecologie en duurzaamheid
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets ecologie en duurzaamheid

Slide 1 - Diapositive

1. Een regenbui is een
abiotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

2. Een van de oorzaken van de milieuproblemen is dat het aantal soorten planten en dieren afneemt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

3. De mens is van het milieu afhankelijk, onder andere doordat het milieu grondstoffen en zuurstof levert.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

4. Bij parasitisme heeft de gastheer voordeel van de relatie met de parasiet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

5. Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

6. Niet méér stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen is een vorm van duurzaam omgaan met het milieu.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

7. Een edelhert behoort
tot de consumenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

8. Twee roodborstmannetjes strijden om een partner.
Dit is een voorbeeld van samenwerking

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

9. Een roodborstje bouwt een nest in een boom. Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

10. Als wolven de grens tussen Duitsland en Nederland oversteken, is dat een voorbeeld van herintroductie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

11. Een alleseter is een dier dat alle soorten planten in zijn gebied eet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

12. Bacteriën en schimmels zijn
reducenten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

13. De mens gebruikt aardolie uit het milieu als grondstof.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

14. Bij precisielandbouw wordt precies de hoeveelheid gewas verbouwd die nodig is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

15. Zonder het broeikaseffect zou de temperatuur op aarde 30 °C hoger zijn.


A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Een Surinaamse klas is op excursie naar een zoetwaterplas. De leerlingen kijken wat er allemaal leeft in de plas en wie van wie leeft.

 
In de afbeelding  zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven. 

Drie schakels, 1, 2 en 3, zijn in de afbeelding niet ingevuld.

Slide 17 - Diapositive

16. Welk van de
volgende dieren
kan in schakel 3
thuishoren?
A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil.
C
Een waterkever.

Slide 18 - Quiz

17. Kikkervisjes eten alleen
de organismen die in
schakel 1 thuishoren.

Tot welke groep horen kikkervisjes
dus?
A
Tot de alleseters.
B
Tot de vleeseters.
C
Tot de planteneters.

Slide 19 - Quiz

18. Hieronder staan drie beweringen over klimaatverandering.
1 Door de stijging van de temperatuur op aarde ontstaat een klimaatverandering.
2 Door klimaatverandering stijgt de zeespiegel.
3 Door klimaatverandering worden woestijnen groter.

Welke van deze beweringen is, of zijn juist?


A
beweringen 1 en 2.
B
beweringen 1 en 3.
C
beweringen 2 en 3.
D
De beweringen 1, 2 en 3.

Slide 20 - Quiz

De temperatuur van het zeewater is al jaren aan het stijgen.

19. Wat kan een oorzaak zijn voor de stijging van de temperatuur van het zeewater?

A
Een stijging van de zeewaterspiegel in de oceanen.
B
Een toename van de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer.
C
Een toename van het gebruik van duurzame energie.

Slide 21 - Quiz

20. Vier leerlingen noemen een voorbeeld van een ecosysteem.
Leerling 1: alle abiotische factoren in een bepaald heidegebied.
Leerling 2: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de planten
Leerling 3: alle eekhoorns in een loofbos, in samenhang met de bomen.
Leerling 4: alle organismen die in een bepaald meertje leven, in samenhang met de abiotische factoren.
Welke leerling geeft een juist voorbeeld van een ecosysteem?
A
Leerling 1
B
Leerling 2
C
Leerling 3
D
Leerling 4

Slide 22 - Quiz

21. In ons land wordt elk jaar zo'n 4,3 miljoen ton huishoudelijk afval geproduceerd.
Het afval kan in vijf groepen worden ingedeeld:
1 groente-, fruit- en tuinafval,
2 glas,
3 plastic,
4 metaal,
5 papier.

Welke van deze groepen afval is, of zijn biologisch afbreekbaar?
A
alleen 1
B
alleen 1 en 5
C
alleen 1, 4 en 5
D
alleen 2, 3, 5

Slide 23 - Quiz

22. Hoe wordt de verzameling van
alle organismen in een vijver
genoemd?
A
Een levensgemeenschap.
B
Een ecosysteem.
C
Een populatie.

Slide 24 - Quiz

23. Welke van de volgende groepen organismen is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle insecten in een bos.
B
De begroeiing op een heideveld.
C
Een paard in een weiland.
D
Alle madeliefjes in een weiland.

Slide 25 - Quiz