Verhaalanalyse

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Begrippen verhaalanalyse/fictie

Reader

Reader

Blz. 4 Algemeen gezamenlijk doornemen

Functies van poëzie (poëtica's)

Er worden vier functies (poëtica's) onderscheiden:

- expressief = de gedachtes en gevoelens van de schrijver staan centraal

- autonoom = nadruk op de vorm, stijl, structuur

- mimetisch = de werkelijkheid

- pragmatisch = relatie met lezers, wat je ervan leren kunt

Proza-analyse en interpretatie

Fabel en sujet

Plot/intrige

Spanning

Titel/ondertitel

Marga Minco

- Het adres gezamenlijk lezen

- Een aantal klassikale vragen maken en bespreken.

Bespreken van analyse bij 'Het adres'

Doelen:

- Oefenen met de begrippen uit de reader (pak deze erbij en sla deze dus open)

- Oefenen met het toepassen van de begrippen op het verhaal. Geef dus steeds een inhoudelijke onderbouwing.

- Oefenen met het formuleren van een antwoord. (Heb je ook aan spelling gedacht in je analyse?)

Opdrachten bij het Adres

1. Beschrijf de fabel van het verhaal. 

2. Beschrijf het sujet van het verhaal.

3. Wie is de hoofdpersoon? Beschrijf deze.

4. Wie zijn de bijpersonen? Beschrijf deze.

5. Waar gaat het verhaal over? Waar merk je dat aan?

6. Wat valt je op aan de schrijfstijl van Marga Minco? Geef twee voorbeelden om je antwoord te ondersteunen.

7. Geef een beschrijving van de verschillende ruimtes. 

8. Welke functie hebben de ruimtes?

Opdracht bij 'Het adres'

- Blz. 5 t/m 18 reader uitwerken: kom steeds met inhoud uit de tekst

A. Algemeen (1 t/m 4) Klassikaal en dan nu zelf verder met:

B. Perspectief 

C. Personages

D. Ruimte (1)

E. Tijd

F. Motieven (1 t/m 4)

G. Stijl

H. Vertelstructuren

Simon Carmiggelt - Rolschaatsen

Wat achtergronden over de schrijver:

Kronkels - Parool

Verhaal rolschaatsen lezen + vragen mk +zoek de begrippen op in de reader 

Opdracht

We verdelen de klas in groepjes, ieder groepje werkt een onderdeel van de verhaalanalyse uit op deze korte film en presenteert dit vervolgens kort aan de andere groepjes. 

A. Algemeen 1 t/m 4

B. Perspectief + effect daarvan

C. Personages

D. Ruimte

E. Tijd + H. vertelstructuren

F. Motieven 1 t/m 4