Inspiratiesessie beweging



Geschiedenis
Introductie
Inspiratiesessie emancipatiebewegingen
Geschiedenis
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon



Geschiedenis
Introductie
Inspiratiesessie emancipatiebewegingen
Geschiedenis

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
- Hoe het bestuur van NL er voor 1848 uitzag en erna.
- Je weet welke rol koning Willem II en Johan Thorbecke hierin speelden.
- Je weet wat het liberalisme en het socialisme is en wat het inhoudt.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Rijke burgers > liberalen : Koning heeft te veel macht!

  • Liberalen willen een parlement waarin burgers mochten kiezen (een democratie)


  • Willem II vond dat geen goed plan.

Slide 5 - Diapositive


Revolutiejaar 
1848



  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 8 - Diapositive

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning mag niets zelf meer beslissen dat doen de ministers
  2. Wel goedkeuring van de volksvertegenwoordiging
  3. Verkiezingen 2e kamer en provinciebestuur
  4. Provinciebestuur kiest 1e kamer

Slide 9 - Diapositive

Wat deed Johan Rudolf Thorbecke?
A
Hij kwam in opstand tegen de koning.
B
Hij was een minister van de koning.
C
Hij maakte de regels van de nieuwe grondwet.
D
Hij zette de koning af.

Slide 10 - Quiz

Noem een paar nieuwe regels van Thorbecke.

Slide 11 - Carte mentale

Echte democratie sinds 1848?
  • Alleen mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten stemmen.
  • Alle andere mannen en vrouwen sowieso mochten niet stemmen

Slide 12 - Diapositive

censuskiesrecht

Slide 13 - Diapositive

De sociale kwestie
Sociale kwestie = Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw als gevolg van de industrialisatie.

De liberale regering gaf eerst weinig hulp aan de zieken en armen. Ook maakte ze geen wetten om de situatie van de arbeiders te verbeteren.

De armen werden geholpen door hun familie, de kerk en rijke mensen (liefdadigheid).

Slide 14 - Diapositive

De sociale kwestie
De arbeiders probeerden ook zelf hun werk- en leefomstandigheden te verbeteren:
  • Eind 19e eeuw richtten ze vakbonden op:
verenigingen van mensen met hetzelfde beroep, die de lonen en arbeidsomstandigheden van haar leden wil verbeteren.. 
  • Streden voor hogere lonen, kortere
werktijden en de afschaffing van kinderarbeid.
  • Organiseerden, stakingen en 
demonstraties .

Slide 15 - Diapositive

Door wie werden arme arbeiders in de 19e eeuw geholpen? Voor de sociale wetten?
A
overheid, kerk of rijke burgers
B
overheid, kerk of familie
C
overheid, rijke burgers of familie
D
familie, kerk of rijke burgers

Slide 16 - Quiz

Liberalisme draait vooral om:
A
Veiligheid
B
Vrijheid
C
Religie
D
Gelijkwaardigheid

Slide 17 - Quiz

De eerste sociale wetten
Na 1870 werkten liberalen en socialisten samen om sociale kwestie op te lossen.
Twee redenen:
  • De slechte situatie van de arbeiders.
  • De stakingen en demonstraties (liberalen wilden geen onrust).
Voorbeeld sociale wet: Kinderwet van Van Houten uit 1874.
Door sociale wetten werden rond 1900
de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beter.

Slide 18 - Diapositive

De eerste sociale wetten
  • 1881 Eerste socialistische politieke partij 
opgericht (SDB)
  • Sociaaldemocraten wilden uitbreiding 
kiesrecht (algemeen kiesrecht). Meer politieke 
invloed arbeiders. 
  • In 1894 Sociaaldemocratische Arbeiderspartij 
(SDAP)  opgericht (leider Troelstra).  Afhankelijk van 
andere partijen.
  • Kiesrecht werd tot 1917 mondjesmaat uitgebreid.  
  • Pas in 1917 algemeen kiesrecht (mannen).


Slide 19 - Diapositive

Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor goed opgeleiden.

Slide 20 - Question de remorquage

Hoe probeerden arbeiders in de 19e eeuw hun situatie te verbeteren?
A
Ze begonnen een revolutie.
B
Ze organiseerden stakingen en demonstraties.
C
Ze richtten politieke partijen op.

Slide 21 - Quiz

De socialisten probeerden op verschillende manieren de situatie van de arbeiders te verbeteren. Welk voorbeeld hoort hier niet bij?
A
Ze richtten politieke partijen op.
B
Ze streden voor beperkt kiesrecht.
C
Ze werkten met liberalen samen om sociale wetten te maken.
D
Ze streden voor algemeen kiesrecht

Slide 22 - Quiz