6.0 paragraaf 4 druk H6 werktuigen

paragraaf 4 druk 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

paragraaf 4 druk 

Slide 1 - Diapositive

druk
druk = kracht / oppervlakte
P = F / A

P = druk  in Pascal (Pa) of newton per vierkante meter (N/m^2)
F = kracht in Newton (N)
A = oppervlakte in vierkante meter (m^2)
1 Pa = 1 N/m^2

Slide 2 - Diapositive



(plaatje)
Hoe groter de kracht, des te groter de druk
Hoe groter het oppervlak, des te kleiner de druk

Slide 3 - Diapositive

LET OP!!!
moment in Nm                druk in N/m^2

moment = kracht x arm
moment = Newton x meter = Nm

druk = kracht / oppervlakte
druk = newton / vierkante meter = N/m^2

Slide 4 - Diapositive

A = oppervlakte
oppervlakte van een cirkel =

oppervlakte rechthoek = lengte x breedte 

π.r2

Slide 5 - Diapositive

LET OP!!!!
LET OP!!!!
bij een rechthoek geven ze vaak lengte, breedte en hoogte! maar de hoogte is niet nodig voor het berekenen van de oppervlakte (wel voor inhoud). dit is om je te verwarren!!

bij een cirkel krijg je vaak de diameter! je hebt de straal nodig voor het berekenen van de oppervlakte

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

baksteen
Een baksteen (massa = 1,2kg) heeft zijden van 18 cm bij 6cm bij 3cm. Je kunt de baksteen op verschillende manieren neerzetten / neerleggen. 

A.) bereken wat de kleinste oppervlakte is waarop je de baksteen neer kunt zetten.
B.) bereken de grootste oppervlakte waarop je de baksteen neer kunt zetten.
C.) bereken de kracht die de baksteen op de ondergrond uitoefent.
D.) bereken de kleinst mogelijke druk die de baksteen uit kan oefenen in pascal.

Slide 8 - Diapositive

antwoorden baksteen som
Een baksteen (massa = 1,2kg) heeft zijden van 18 cm bij 6cm bij 3cm. Je kunt de baksteen op verschillende manieren neerzetten / neerleggen.

A.) oppervlakte = lengte x breedte 
oppervlakte = 3 x 6 = 18 cm^2 

B.) oppervlakte = lengte x breedte
oppervlakte = 18 x 6 = 108 cm^2

C.) Fz = m x g
Fz = 1,2 x 10 = 12N

D.) P = F / A
P = 12 / 0,0108 = 1111 Pa

Slide 9 - Diapositive

oppervlakte 
Een stoelpoot is een ronde holle buis. De diameter van de binnenste cirkel is 1,0cm. de diameter van de buitenste cirkel is 1,5cm. 
A.) maak een tekening van de situatie.
B.) Bereken de oppervlakte van de binnenste cirkel in cm^2 (holle gedeelte).
C.) Bereken de oppervlakte van 1 stoelpoot in cm^2.

Slide 10 - Diapositive

antwoorden oppervlakte 
Een stoelpoot is een ronde holle buis. De diameter van de binnenste cirkel is 1,0cm. de diameter van de buitenste cirkel is 1,5cm. 

B.) oppervlakte binnenste cirkel = pi x r^2
oppervlakte binnenste cirkel = pi x 0,5^2 = 0,7854 cm^2

C.) oppervlakte buitenste cirkel = pi x r^2
oppervlakte buitenste cirkel = pi x 0,75^2 = 1,767.... cm^2

oppervlakte van 1 stoelpoot = 1,767 - 0,7854 = 0,98175... = 0,98 cm^2

Slide 11 - Diapositive

stoel
Op de stoel (massa = 8kg) uit de vorige opdracht gaat een persoon zitten (massa 65kg). de stoel heeft 4 poten. (Een stoelpoot is een ronde holle buis. De diameter van de binnenste cirkel is 1,0cm. de diameter van de buitenste cirkel is 1,5cm).

A.) bereken de oppervlakte van 4 stoelpoten in m^2.
B.) bereken de kracht die de persoon inclusief stoel op de ondergrond uitoefenen.
C.) Bereken de druk op de ondergrond in Pa.
D.) stel de stoel staat op een vloer van zeil (PVC). De maximale druksterkte van een PVC vloer is 31Mpa (31.000.000 Pa). kan de vloer deze druk aan?

Slide 12 - Diapositive

antwoorden som stoel
Op de stoel (massa = 8kg) uit de vorige opdracht gaat een persoon zitten (massa 65kg). de stoel heeft 4 poten. (Een stoelpoot is een ronde holle buis. De diameter van de binnenste cirkel is 1,0cm. de diameter van de buitenste cirkel is 1,5cm).

A.) 4 x 0,98 = ca. 3,9 cm^2 (=0,039dm^2 = 0,00039 m^2)
B.) Fz = m x g   (m = 65 + 8 = 73)
Fz = 73 x 10 = 730 N
C.) P = F / A
P = 730 / 0,00039 =  1.871.795 Pa (= 1,87 Mpa) 
D.) ja, de vloer kan de druk aan, want de druk is 1,87Mpa en de vloer kan een druk aan van 31 Mpa

Slide 13 - Diapositive

omrekenen
14,63 cm^2 = ..............m^2
2.907 mm^2 = ................m^2

1.000 Pa = ............... N/m^2
87.590 Pa = ............... N/hm^2
4.500 Pa = .............. kN/cm^2

Slide 14 - Diapositive

antwoorden omrekenen
14,63 cm^2 = 0,1463 dm^2 = 0,001463 m^2
2.907 mm^2 = 29,07 dm^2 = 0,2907 m^2

1.000 Pa = 1.000 N/m^2
87.590 Pa = 87.590 N/m^2 = 875.900.000 N/hm^2
4.500 Pa = 4.500 N/m^2 = 0,00045 kN/cm^2

Slide 15 - Diapositive

Hoe bereken je de oppervlakte van een rechthoek?
A
oppervlakte = lengte x breedte
B
oppervlakte = lengte x breedte x hoogte
C
Oppervlakte = pi x r^2
D
oppervlakte = diameter x pi

Slide 16 - Quiz

Hoe groot het oppervlak van het vlak dat de grond raakt?
A
1
B
2
C
5
D
10

Slide 17 - Quiz

Hoe groot is de kleinst mogelijke oppervlakte van dit blok?
A
1
B
2
C
5
D
10

Slide 18 - Quiz

Wat is een juiste eenheid om de druk in uit te drukken?
A
Nm
B
Nm^2
C
N/m
D
N/m^2

Slide 19 - Quiz

1 Pa = 1 ......
A
N/mm^2
B
N/cm^2
C
N/dm^2
D
N/m^2

Slide 20 - Quiz

Om de druk op een ondergrond te verkleinen kun je:
A
het oppervlak verkleinen
B
het oppervlak vergroten
C
het maakt niet uit hoe groot het oppervlak is. het voorwerp wordt er niet lichter door, dus de druk blijft gelijk.

Slide 21 - Quiz

Bereken de druk in Pa (N/m2) die het blok (massa = 12kg) uitoefent op de ondergrond. noteer alleen het getal.

Slide 22 - Question ouverte

Bereken de grootst mogelijke druk in Pa (N/m2) die het blok (massa = 12kg) kan uitoefenen op de ondergrond. noteer alleen het getal.

Slide 23 - Question ouverte

Wegzakkende Koe
Een koe (m = 430kg) loopt in een blubberig weiland en zakt weg met zijn pootjes. 1 poot heeft een oppervlak van 115cm2. 

A.) Bereken het gewicht van de koe. (Gewicht van de koe op de ondergrond is even groot als de zwaartekracht)
B.) Reken de oppervlakte uit van alle poten van de koe samen in m2.
C.) Bereken de druk die de koe op de ondergrond uitoefende in Pascal.


Slide 24 - Diapositive

A
m = 430kg
g = 10 m/s2
Fz = ?N

Fz = m x g
Fz = 430 x 10 

Fz = 4300N

Slide 25 - Diapositive

B
Oppervlak 1 poot = A = 115cm2
Aantal poten = 4

Atotaal = 4 x 115 
Atotaal = 460cm2

Slide 26 - Diapositive

C
Fz = 4300N
A = 460cm2 = 4,60dm2 = 0,0460m2
P = ? Pa (N/m2)

P = F / A
P = 4300 / 0,0460

P = 93.478,3 Pa

Slide 27 - Diapositive