wegen en inhoud

Praktische Reken en taalles
Voeding en dienstverlening
unit 2 weekritme 2 (jaar B)

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Praktische Reken en taalles
Voeding en dienstverlening
unit 2 weekritme 2 (jaar B)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Sleep het antwoord naar het goede vakje
kilogram
gram
milligram
mg
kg
g

Slide 3 - Question de remorquage

Hoeveel weegt een pak suiker?
A
1000 gram
B
10 gram
C
100 gram
D
10000 gram

Slide 4 - Quiz

Waar kunnen wij suiker mee wegen
A
personenweegschaal
B
litermaat
C
maatbeker
D
keukenweegschaal

Slide 5 - Quiz

Wat weegt een suikerklontje ongeveer?
A
4 kilogram
B
4 liter
C
4 gram
D
4 centigram

Slide 6 - Quiz

Als één klontje suiker 4 gram weegt, hoeveel klontjes passen er dan in 100 gram? Pittig!!! Wie lukt dit??
A
400 klontjes want 4 gram x 100 is 400 gram
B
2,5 klontje want 4 x 2,5 is 100 gram
C
40 klontjes want 100 gram : 4 gram is 40
D
25 klontjes, want 25x4 gram is 100 gram

Slide 7 - Quiz

Bereken eens:
hoeveel suikerklontjes passen er dus in 1 kilo ?
Je mag alles gebruiken wat je kan helpen om het antwoord te vinden.

Slide 8 - Question ouverte

Sleep de foto naar de juiste weegschaal

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Vidéo

1 Kilo bestaan  uit 1000 gram

1000 simkaartjes 
wegen evenveel 
als een pak meel 
van 1 kg. 

Slide 11 - Diapositive

De aardbeien wegen 200........
A
Kilogram
B
Gram
C
milligram
D
decigram

Slide 12 - Quiz

Wat voor soort weegschaal
is dit?
Kies 2 (!!!!) antwoorden.
A
keukenweegschaal
B
digitale weegschaal
C
personenweegschaal
D
analoge weegschaal

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we dit?
A
lepels
B
maatlepels
C
lepelset
D
bestek

Slide 14 - Quiz

Hoe noemen we dit apparaat?
A
weegschaal
B
personenweegschaal
C
maatbeker
D
keukenweegschaal

Slide 15 - Quiz

Deze doen we samen. 

Hoeveel wegen 7 appels?

(Eerst kijken wat 1 appel weegt)


Slide 16 - Diapositive

Wat is zwaarder?
A
zak appels
B
pak melk
C
even zwaar

Slide 17 - Quiz

leg aan elkaar uit wat je hebt gedaan.



Hoeveel wegen 3 sinaasappels?


Slide 18 - Diapositive

Waar staat de afkorting kg voor ?
A
gram
B
kleutergedrag
C
krijgen
D
kilogram

Slide 19 - Quiz

hoeveel weegt een volle schooltas ongeveer?
(Vergelijk het maar met alles wat we al hebben gewogen)
A
1 kilo
B
500 gram
C
90 kilo
D
7 kilo

Slide 20 - Quiz

Waar staat de afkorting cl. voor
A
clematis
B
liter
C
centiliter
D
milliliter

Slide 21 - Quiz

Wat weegt bospeen ongeveer?
A
10 gram
B
100 cl
C
1 kg
D
10 kilo

Slide 22 - Quiz

Als je een spuit vult praat je over ......
A
milliliters
B
liters
C
centiliters
D
gram

Slide 23 - Quiz

Hoeveel weegt een gezonde baby ongeveer bij de geboorte?

A
9 kilo
B
600 gram
C
4 centiliter
D
3,5 kilo

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Diapositive

De meesten van jullie wisten wel wat een kilo was, maar wat is nou weer een ONS?
A
10 gram
B
100 gram
C
500 gram
D
500 kilo

Slide 27 - Quiz

Waar kom je het woordje "ons" tegen?
Er zijn 2 antwoorden goed
A
bij de bakker
B
bij de slager
C
bij de schoenmaker
D
bij de kaasboer

Slide 28 - Quiz

Als je hier een ons vlees haalt, krijg je 100 gram. Dit noem je ook een "ons"

Slide 29 - Diapositive

Als je 2 ons boterhamworst koopt,
hoeveel lapjes heb je dan ongeveer?
A
14 lapjes
B
25 lapjes
C
2 lapjes
D
200 lapjes

Slide 30 - Quiz

Klaar!!
Wat heb je vandaag nieuw geleerd?

Slide 31 - Carte mentale

Goed meegedaan?
Geef jezelf maar een punt

Slide 32 - Question ouverte