Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 20 min
Éléments de cette leçon
Nieuwsbegrip QUIZ
Freerunnen
Slide 1 - Diapositive
Geheugencheck: Welke kleur overhemd heeft de presentator aan?
A
Rood
B
Mosterdgeel
C
Zwart
D
Blauw
Slide 2 - Quiz
Wat is de letterlijke vertaling van freerunnen?
Slide 3 - Question ouverte
Welke freerun-wedstrijden bestaan er al?
A
Klik hier niet op
B
Europese kampioenschappen
C
Hondenkampioenschappen
D
Nederlands kampioenschappen
Slide 4 - Quiz
Wat doen de freerunners bij de kampioenschappen?
A
Salto, flikflak, vanaf hoogte springen
B
Salto, flakflik, vanaf hoogte vallen
C
Raar
D
Zingen en dansen
Slide 5 - Quiz
Wie is Luciano Balestra?
A
Wat? kan je dat eten?
B
Een meisjes dat op freerunnen zit
C
Een Italiaan
D
Een professioneel freerunner
Slide 6 - Quiz
Hoe is de verdeling jongens meisjes bij freerunnen?
A
Meer meisjes dan jongens
B
Meer volwassenen dan jongeren
C
Meer jongens dan meisjes
D
Meer jongeren dan volwassenen
Slide 7 - Quiz
Wat wil Luciano?
A
Dat freerunnen alleen voor volwassenen wordt
B
Dat freerunnen een olympische sport wordt
C
Dat freerunnen gewoon vrijrennen gaat heten
D
Dat freerunnen op straat verboden wordt
Slide 8 - Quiz
Waar is freerunnen ontstaan?
A
Amerika
B
Frankrijk
C
Parijs
D
In Afrika toen iemand wegrende voor een leeuw
Slide 9 - Quiz
Wanneer onstond freerunnen?
A
30 jaar geleden
B
50 jaar geleden
C
40 jaar geleden
D
Gisteren toch?
Slide 10 - Quiz
Waarom is freerunnen ontstaan?
A
Omdat criminelen zo snel konden vluchten
B
Omdat ze steeds beter wilden gaan flikflakken
C
Er was niet veel beweegruimte in de stad voor jongeren, dus gingen ze freerunnen
D
Omdat jongens wilden opvallen bij de meisjes
Slide 11 - Quiz
Hoe heette de sport eerst?
A
Parcours
B
Maak dat je weg komt
C
Ren je rot
D
Ren voor je leven!
Slide 12 - Quiz
Freerunnen gaat niet alleen om snelheid maar ook om hoe mooi en sierlijk...
A
je oma is
B
je je verplaatst
C
je lijf is
D
je moeder is
Slide 13 - Quiz
De 7 woorden opschrijven in je schrift
Het object
Sierlijk
Het parcours
Vrij zijn om
De jongere
De volwassene
Verstandig
Slide 14 - Diapositive
Waarom is het nodig om eerst wat lessen te volgen als je wilt gaan freerunnen?
A
Je moet goed leren welke dingen buiten je wel kapot mag
maken en welke niet . Dat kun je leren in de lessen .
B
Je moet goed weten hoe je veilig kunt freerunnen en wat
je lijf allemaal kan. Dat kun je oe- fenen in de lessen.
C
Je moet wat ouder zijn om echt te kunnen freerunnen. In
de lessen kunnen kinderen alvast wat oefeningen leren.
Slide 15 - Quiz
Freerunnen is een sport die je vooral op straat doet. Ze gebruiken objecten (dingen) hierbij. Zoals over muren springen. Noem nog minimaal twee objecten (dngen) die ze gebruiken.
Slide 16 - Question ouverte
Deze vraag hoort bi j het stuk je Wedstrijden. In regel 36 lees je: Maar dat is nu nog niet zo . Wat is nu nog niet zo?
A
Dat kinderen aan wedstrijden freerunnen meedoen .
B
Dat de sport freerunnen op de Olympische Spelen is.
C
Dat het NK Freerunnen op 1 en 2 juni in Tilburg is .
Slide 17 - Quiz
Lees het stuk je Binnen en buiten. Waarom is het handig om te gaan freerunnen op een plaats waar veel objecten bij elkaar staan, denk je?
Slide 18 - Question ouverte
Welke titel past ook goed bi j deze tekst?
A
Het is hip om binnen te freerunnen
B
Kinderen mogen nu ook freerunnen
C
Steeds meer mensen doen aan freerunnen
Slide 19 - Quiz
Wie mogen er meedoen aan het NK Freerunnen in Tilburg?
A
Kinderen
B
Kinderen en jongeren
C
Kinderen, jongeren, en volwassenen
D
Volwassenen
Slide 20 - Quiz
Zou je zelf aan freerunnen willen gaan doen?
Slide 21 - Question ouverte
Wat is jouw favoriete sport om te doen? En om naar te kijken?