Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Uitleg trema, apostrof en accent
Slide 1 - Diapositive
bespreken: 5a,6,7,8,10 (4.8)
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Trema? industriele
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quiz
Trema? poeziealbum
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quiz
Trema? financieel
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
Accent
Welke soorten zijn er?
- Accent aigu (streepje rechts) cliché
- Accent grave (streepje links) barrière
- Accent circonflexe (dakje) crêpe
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
é
ê
accent aigu
accent grave
accent circonflexe
è
Slide 11 - Question de remorquage
Slide 12 - Diapositive
Theorie (apostrof)
Je gebruikt een apostrof:
- bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een sis-klank of een lange klinker met één letter Max' fiets, Bas' koptelefoon, Anna's puntenslijper - na cijfers, afkortingen en afleidingen vmbo'er, A4'tje, mp3'tje - als één of meerdere letters zijn weggelaten
's Morgens heb ik 'm nog in 't buurthuis gezien.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Welke spelling is correct?
A
taxis
B
taxi's
Slide 15 - Quiz
Welke spelling is correct? de fiets van Louis
bezitsvorm die eindigt op sisklank krijgt apostrof