1.7 B Grammatica zinsdelen & persoonsvorm
1 / 10
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Mandy maakt vandaag geen taart.
Zet zinsdeelstrepen
Zet zinsdeelstrepen
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm?
Ik eet eigenlijk nooit groente.
Ik eet eigenlijk nooit groente.
A
Ik
B
eet
C
eet groente
D
nooit
Slide 7 - Quiz
Zet de zin in zinsdelen.
De zingende meester valt in de put.
De zingende meester valt in de put.
A
De zingende/ meester/valt/ in de put/
B
De zingende meester /valt/ in de put/
C
De zingende meester valt/ in de put/
D
De/ zingende meester/ valt /in de put/
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De kleine jongen heeft een voetbal.
De kleine jongen heeft een voetbal.
A
heeft
B
De kleine jongen
C
heeft een voetbal
D
zit er niet in
