2B_H5_Lezen(1)kritisch lezen

Lezen H5 (1)
Kritisch lezen
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lezen H5 (1)
Kritisch lezen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
- Je weet wat kritisch lezen is
- Je leert hoe je kritisch moet lezen om te beoordelen of een tekst objectief en betrouwbaar is

Slide 2 - Diapositive

Planning deze les
  • Herhaling theorie Lezen H4
  • Theorie Lezen H5
  • Oefenen
  • Werkdoelen 1-3 lezen

Slide 3 - Diapositive

Herhalen theorie H4 Lezen
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 4 - Diapositive

Feit
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kan je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 5 - Diapositive

Mening (standpunt)
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 6 - Diapositive

Feit of mening?
Laatste zomer vonden de Olympische Spelen plaats in Japan.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Feit of mening?
Vitesse is de leukste ploeg uit de Eredivisie.
A
feit
B
mening

Slide 8 - Quiz

Herhalen theorie H4 Lezen
  • Wat is het verschil tussen een mening en een argument?

  • Aan welke signaalwoorden kun je een argument vaak herkennen?

Slide 9 - Diapositive

Argument (reden)
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...
Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 10 - Diapositive

Huiswerk maken is belangrijk, ...
A
mening
B
argument

Slide 11 - Quiz

..., omdat hij goede standpunten heeft.
A
mening
B
argument

Slide 12 - Quiz

Begrippen van H5
kritisch lezen
betrouwbaarheid
objectief

Slide 13 - Diapositive

Waarom is een tekst niet altijd betrouwbaar?

Slide 14 - Question ouverte

Objectief en subjectief
Objectief: onpersoonlijk, zakelijk, feiten, controleerbaar
Subjectief: persoonlijke mening
De deur is geel (objectief).
Geel is een mooie kleur (subjectief).

Slide 15 - Diapositive

objectief/subjectief
Objectief: 
Feiten & Controleerbaar

Subjectief: 
Meningen & Niet controleerbaar

Slide 16 - Diapositive