Thema 1.6 Organen en cellen

Lesverloop
  1. Startopdracht: maak de terugkoppelingsvragen
  2. 3 min lezen
  3. Terugkoppelingsvragen bespreken
  4. Uitleg
  5. Kennisvragen
  6. Zelfstandig werken 
timer
3:00
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesverloop
  1. Startopdracht: maak de terugkoppelingsvragen
  2. 3 min lezen
  3. Terugkoppelingsvragen bespreken
  4. Uitleg
  5. Kennisvragen
  6. Zelfstandig werken 
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Kennisvragen

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
24
C
46
D
45

Slide 3 - Quiz

Hoe heet de deling van lichaamscellen?
A
Meiose
B
Mitose
C
Matose
D
Milose

Slide 4 - Quiz

Wat moeten de chromosomen als eerste doen bij Mitose
A
Kopie maken
B
Delen
C
Naar de andere cel gaan

Slide 5 - Quiz

Bij spirialiseren worden de chromosomen
A
Korter & dikker
B
Langer & dunner

Slide 6 - Quiz

Wanneer zie je de chromosomen in de cel?
A
Als de cel gaat delen
B
Als de cel in normale toestand is

Slide 7 - Quiz

Wat is een meiose?
Na een meiose heeft de dochtercel...
A
het gewone aantal chromosomen
B
de helft van het normale aantal chromosomen
C
Het dubbele van het normale aantal chromosomen
D
evenveel chromosomen als de moedercel

Slide 8 - Quiz

Wat is een ander woord voor Meiose?
Wat ontstaat bij Meiose?
A
Gewone celdeling, er ontstaan gewone cellen
B
Gewone celdeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen
C
Reductiedeling, er ontstaan gewone cellen
D
Reductiedeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen

Slide 9 - Quiz

Herhaling


3 STREEPJES       I I I

Slide 10 - Diapositive

Thema 1 Organen en cellen
Basisstof 6: Meiose (reductiedeling)

Slide 11 - Diapositive

LEERDOELEN
1 Je kunt organen benoemen in orgaanstelsels van mensen.
2 Je kunt delen benoemen van dierlijke en plantaardige cellen met hun kenmerken en hun functies.
3 Je kunt de ontwikkeling van een zaadplant beschrijven.
4 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.
5 Je kunt de stappen van een celdeling noemen.
6. Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Mitose
Celdeling van lichaamscellen

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Dochtercellen

Slide 23 - Diapositive

Reductiedeling 
Meiose


Slide 24 - Diapositive

Reductiedeling 
Meiose

Ei

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

46
23

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

meiose
meiose
Mitose

Slide 35 - Diapositive

Meiose
Meiose 

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Kennisvragen

Slide 41 - Diapositive

Bij de meiose worden
A
eicellen gemaakt
B
eicellen en zaadcellen gemaakt
C
lichaamscellen gemaakt
D
spiercellen gemaakt

Slide 42 - Quiz

Bij meiose ...
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk.
B
Wordt het aantal chromosomen gehalveerd.

Slide 43 - Quiz

Wat is een ander woord voor Meiose?
Wat ontstaat bij Meiose?
A
Reductiedeling
B
Gewone celdeling

Slide 44 - Quiz

Aan het einde van de meiose zijn er ...
A
2 genetisch identieke dochtercellen
B
4 genetisch identieke dochtercellen
C
2 genetisch verschillende dochtercellen
D
4 genetisch verschillende dochtercellen

Slide 45 - Quiz

Wanneer is het geslacht van de baby bekend?
A
Als de geslachtcellen ontstaan
B
Tijdens de geslachtsgemeenschap
C
Op het moment dat de zaadcel de eicel bevrucht
D
Op het moment van innesteling

Slide 46 - Quiz

23 chromosomen
2 3 chromosomen
46 chromosomen
46 chromosomen

Slide 47 - Question de remorquage

Aan het werk
Maken
  • basisstof 6
  • Klaar? Basisstof 1 t/m 5 afmaken
  • Klaar? Test jezelf
  • Klaar? Blooket


Slide 48 - Diapositive