2 Licht en straling

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 8 Licht

Klas 2

oefenen voor de toets 

Zon is een

1. Kunstmatig lichtbron
2. natuurlijke lichtbron
3. Diffuus terruggekaats
4. Schaduw

Welke van de volgende vier is een natuurlijke lichtbron?

1. Lamp
2. Houtvuur
3. Ster
4. Lantaarnpaal

Een voorbeeld van een kunstmatige lichtbron is

1. Kaars
2. Maan
3. Zon
4. Sterren

Er valt een lichtstraal op een spiegel, de hoek van terugkaatsing is...

1. kleiner dan de hoek van inval
2. groter dan de hoek van inval
3. groter of kleiner dan de hoek van inval
4. even groot als de hoek van inval

Welke apparaten gebruiken UV (ultraviolette) straling?

1. zonnebanken en blacklights
2. afstandsbedieningen en zonnebanken
3. zonnebanken en alarminstallaties
4. afstandsbedieningen en blacklights

Infrarood betekent letterlijk:

1. voorbij het rood
2. naast het rood
3. boven het rood
4. voor het rood

Waarmee kun je licht zo breken dat je alle kleuren van de regenboog ziet?

1. Kubus
2. Driehoek
3. Pyramide
4. Prisma

Hoe noemen wij alle kleuren van de regenboog ook wel?

1. Spectrum
2. Plectrum
3. Spektakel
4. Lustrum

Henk staat met een rood shirt onder een blauwe lamp. Welke kleur lijkt zijn shirt nu te hebben?

1. Zwart
2. Rood
3. Blauw
4. Paars

Wat klopt er niet?

1. Een groen shirt absorbeert rood licht
2. Een rood shirt weerkaatst rood licht
3. Een rood shirt absorbeert groen licht
4. Een groen shirt weerkaatst rood licht

Wat klopt er wel?

1. IR straling kun je 's nachts niet zien
2. UV straling kun je zien met een nachtkijker
3. Alle voorwerpen zenden IR straling uit
4. UV straling is absoluut niet schadelijk

Een voorwerp wordt verlicht door twee lichtbronnen, hoeveel halfschaduwen zijn er?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

En hoeveel kernschaduwen?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Wanneer kun je een voorwerp zien?

1. Als het wordt verlicht
2. Als het niet in de schaduw staat
3. Als licht vanuit het voorwerp in je oog komt
4. Als licht vanuit je oog op het voorwerp komt

Licht beweegt zich in...

1. een zigzag beweging
2. een kromme lijn
3. rechte lijnen
4. verticale lijnen

Je staat voor een lamp, wanneer wordt je schaduw kleiner?

1. Als je naar de lamp toe loopt
2. Als je van de lamp vandaan loopt
3. Als je een sterkere lamp neemt

De normaal is...

1. een lijn die loodrecht op een spiegel staat
2. een lijn van links naar rechts over de spiegel getekend is
3. een lijn die loodrecht op een spiegel staat waar een straal invalt

Wat is de hoek van terugkaatsing? De hoek tussen de..

1. Spiegel en de invallende lichtstraal
2. Invallende lichtstraal en de normaal
3. Normaal en de teruggekaatste lichtstraal
4. Teruggekaatste lichtstraal en de spiegel

je ziet alleen voorwerpen die ....

1. .. licht geven
2. .. licht reflecteren
3. .. licht absorberen
4. .. licht geven of reflecteren

De schaduw aan de linker en rechterkant noem je

1. Kernschaduw
2. Lichtschaduw
3. Halfschaduw
4. Randstralen

Hoek van inval = Hoek van ......

Als je met een rode lamp op een geel shirt schijnt wordt je shirt....

1. Geel
2. Rood
3. Oranje
4. Zwart

Welke kleur reflecteerd een rood t-shirt?

1. Wit
2. Alle kleuren
3. Rood
4. Zwart

Bij een zwart t-shirt worden....

1. Alle kleuren geabsorbeerd
2. Alle kleuren gereflecteerd
3. Alleen zwart geabsorbeerd
4. Alleen wit geabsorbeerd

Zet de kleuren op de goede volgorde van het spectrum

Licht verplaatst zich bijna altijd langs rechte lijnen

1. waar
2. niet waar

Een schaduw is een plaats waar géén licht komt

1. waar
2. niet waar

Hoe groter de lichtbron hoe scherper de schaduw

1. waar
2. niet waar

Een schaduw is in het centrum het donkerst

1. waar
2. niet waar

Het licht van de zon is altijd een evenwijdige bundel

1. waar
2. niet waar

Lampen geven vrijwel altijd een divergente bundel

1. waar
2. niet waar

Licht kan van richting veranderen doordat het overgaat van de ene doorzichtige stof naar de andere doorzichtige stof

1. waar
2. niet waar

Reflectie is hetzelfde als terugkaatsing

1. waar
2. niet waar

Een spiegelbeeld kun je construeren met de spiegelwet

1. waar
2. niet waar

Door het dunner worden van de ozon-laag komt huidkanker steeds meer voor

1. waar
2. niet waar

Met IR-thermografie kan in kaart worden gebracht welke huizen slecht geïsoleerd zijn

1. waar
2. niet waar