Lesson 9. 7/6

What are we going to do today?
- Study Quizlet 10 min in silence. 
- Grammar revision 
- Practice Grammar with Slim Stampen 
- Afsluiting 

timer
10:00
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

What are we going to do today?
- Study Quizlet 10 min in silence. 
- Grammar revision 
- Practice Grammar with Slim Stampen 
- Afsluiting 

timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Possessive (bezit aangeven)
Je gebruikt de possessive om aan te geven dat twee dingen bij elkaar horen.
Bij mensen en dieren in het enkelvoud gebruik je 's ook als ze zelf eindigen op 's.

James's PS5 arrived today.  --> Afkorting van: James his PS5
The boy's cat is sleeping. --> Afkorting van: The boy his cat 

Slide 2 - Diapositive

Possessive (bezit aangeven)
Bij mensen en dieren in het meervoud gebruik je 's als het niet op -s eindigt en alleen de ' als het wel eindigt op -s. 

The children's rooms are small.
The giraffes' necks are long.
The elephants' ears are big. 

Je gebruikt 'of' bij dingen: The corner of the street. 

Slide 3 - Diapositive

Much en many
Much en many zijn quantifiers (tel woorden) 

Much en many betekenen beide 'veel'. Je gebruikt many bij woorden van dingen die je kunt tellen. 
I have many shoes. 

Je gebruikt much bij woorden van dingen die je niet kunt tellen. 
How much water is in the ocean? 

Slide 4 - Diapositive

Present Simple & Present Continuous
Bij de tegenwoordige tijd heb je in het Engels keuze uit twee tijden: de present simple (tegenwoordige tijd) en de present continuous (duurvorm).


Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig (niet) gebeuren. Bij gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren gebruik je vaak woorden als usually, often, always, never, sometimes. Vaak staan deze woorden vooraan in de zin.

Slide 5 - Diapositive

Je gebruikt de present continuous als je wilt zeggen dat iets nu aan de gang is. Je gebruikt am/are/is gevolgd door het werkwoord + -ing.

I am walking. - Ik ben aan het lopen (zo vertaal je de zin) 

Vaak gebruik je woorden als now, right now, at the moment bij iets wat nu aan de gang is. Je kunt present continuous ook gebruiken als je je ergert aan iets. Dan gebruik je vaak woorden als always, still, again.

Slide 6 - Diapositive

The giraffes ..... tails are so pretty.
A
'
B
's

Slide 7 - Quiz

James .... hair looks really nice.
A
'
B
's

Slide 8 - Quiz

The leg .... the table
A
's
B
'
C
of

Slide 9 - Quiz

How ..... money have you got ?
A
much
B
many

Slide 10 - Quiz

There are ......... other things you could have bought.
A
much
B
many

Slide 11 - Quiz

She always ...... (to steal) my food.
A
is stealing
B
steals

Slide 12 - Quiz

We ...... (to walk) to school right now.
A
are walking
B
walk

Slide 13 - Quiz