Classe 2 aanwijzend voornaamwoord

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord

die / deze / dit / dat

Slide 3 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 4 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
...............fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 5 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ manteau
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 6 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ monsieur
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce

Slide 7 - Quiz

Het aanwijzend voornaamwoord

__ critiques
A
ce critiques
B
cet critiques
C
cette critiques
D
ces critiques

Slide 8 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
________ filles
A
Ce
B
Ces
C
Cette
D
Cet

Slide 9 - Quiz

Welk aanwijzend voornaamwoord?
_____ acteur
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 10 - Quiz

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
homme

Slide 11 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hommes

Slide 12 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hôtel

Slide 13 - Question ouverte

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(Deze) skate est très vieux.
(Le skate)

Slide 14 - Question ouverte

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(deze) élèves détestent le confinement.

Slide 15 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
éléphant (m)

Slide 16 - Question ouverte

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
adresse (vev)

Slide 17 - Question ouverte

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(Dit) an, je vais en France.
(an = mannelijk)

Slide 18 - Question ouverte

Aanwijzend voornaamwoord: Mannelijk enkelvoud is....

Slide 19 - Question ouverte

weet je hoe je het aanwijzend voornaamwoord gebruikt?
A
🥰
B
🙂
C
🤔

Slide 20 - Quiz