Les comparaisons

Les comparaisons
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Les comparaisons

Slide 1 - Diapositive

Vergelijken en vergroten
Vergelijken kan je met een bijvoeglijk naamwoord maar ook met een bijwoord.
Wat is ook al het verschil?

Slide 2 - Diapositive

Verschil BN en bijwoord

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Vidéo

Vergelijken 
Voor het vergelijken  gebruik je in het Frans:
moins (minder)
aussi (net zo)
plus (meer)

Vervolgens zet je qu/qu' erachter

Slide 5 - Diapositive

Exemples:
Ma soeur est patiente = mijn zus is geduldig

Je suis plus patiente qu'elle = ik ben geduldiger dan zij

mon père est moins patient que moi = mijn vader is minder geduldig dan ik

Slide 6 - Diapositive

DUS:
  • een bn zegt iets over een zn
  • een bijwoord over een ww
  • je -ment achter het bn
  • maar er zijn uitzonderingen

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Vergroten
Om te vergroten gebruik je:

le plus/ la plus/ les plus = het meeste
le moins/ la moins / les moins = het minst

Je suis la plus patiente de ma famille = ik ben het meest geduldig in mijn familie

Slide 9 - Diapositive

Maar
Let op de plek van de overtreffende trap: soms ervoor soms
erachter:

le plus grand immeuble de la rue (staat er altijd voor)
les élèves les moins responsables

Slide 10 - Diapositive

Er zijn uitzonderingen
Sommige woorden hebben een eigen vorm:

                  als bn                                              als bijwoord (onverandelijk)
goed     bon/bonne                                     bien
beter    meilleur/meilleure                       mieux
best      le/la/les meilleur/meilleure     le miex

Slide 11 - Diapositive

Samengevat

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Lien