Toets H1 Een plek onder de zon - basis (taak 1, 2, 3, 5)

Een plek onder de zon
Taak 1+2+3+5
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Een plek onder de zon
Taak 1+2+3+5

Slide 1 - Diapositive

Wat voor soort kaart is dit?



A
Navigatiekaart
B
Overzichtskaart
C
Thematische kaart
D
Landkaart

Slide 2 - Quiz

Overzichtskaart
Navigatiekaart
thematische kaart

Slide 3 - Question de remorquage

Bekijk de kaarten hieronder en sleep ze allemaal naar het juiste vak. Klik op de kaarten om ze te vergroten.
Navigatie kaart
Overzichtskaart

Thematische kaart

Slide 4 - Question de remorquage

Noord, Oost, Zuid en West zijn?
A
de werkelijkheid
B
Schaal
C
Windstreken
D
op de Kaart

Slide 5 - Quiz

Bekijk bron 3.

Bij welke letter staat de windstreek het ZW (zuidwesten)?

A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 6 - Quiz

Windstreken
Noord
Oost
Zuid
West
N.W.
Z.W.
Z.O.
N.O.

Slide 7 - Question de remorquage

Noord Amerika
Europa
Zuid Amerika
Azië
Afrika
Australië

Slide 8 - Question de remorquage

Grote oceaan
Indische oceaan
Atlantische oceaan

Slide 9 - Question de remorquage

Bekijk de klimaatgrafiek.
Welke zinnen zijn waar?
A
In januari kan het soms wel meer dan 20 graden vriezen in Egypte.
B
In de maanden juni en juli regent het haast nooit in Egypte.
C
In de maand december is de kans op regen het kleinst.
D
In Egypte is de gemiddelde temperatuur in de zomer boven de 30 graden.

Slide 10 - Quiz

Cirkeldiagram 
Klimaatgrafiek

Slide 11 - Question de remorquage

Waar is deze foto gemaakt?
A
Dicht bij de evenaar
B
Ver van de evenaar

Slide 12 - Quiz

De zinnen 1 tot en met 3 over vulkanen staan in de verkeerde volgorde. Schrijf de juiste volgorde op (bijvoorbeeld: 3−2−1).

1 Lava vloeit uit de krater en stolt tot gesteente.
2 Platen botsen tegen elkaar, er ontstaat een vulkaan.
3 Magma stijgt omhoog.


Slide 13 - Question ouverte

a Noem een overeenkomst tussen magma en lava.

b Noem een verschil tussen magma en lava.

Slide 14 - Question ouverte

Wat bedoelen we met het weer?

Slide 15 - Question ouverte

Het gemiddelde weer over 30 jaar lang gemeten noemen wij...
A
Weer
B
Klimaat
C
Tropisch
D
Meetapparatuur

Slide 16 - Quiz

Is dit weer of klimaat?
‘Het regent en er komt later mist.’
A
Weer
B
Klimaat

Slide 17 - Quiz

Het weer verandert elke dag.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Wat is geen neerslag?
A
Onweer
B
sneeuw
C
Mist
D
Hagel

Slide 19 - Quiz

Wat is neerslag?
A
Alle vormen van water die uit de lucht vallen.
B
Alles dat uit de lucht valt.
C
Alle vormen van water.
D
Alle vormen van weer.

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN neerslag?
A
regen
B
waterval
C
sneeuw
D
mist

Slide 21 - Quiz

Op de afbeelding zie je de korte kringloop van het water. Zet de woorden in de goede volgorde. 



1.
2.
3.
4. 
regen
verdampen
wolken
afkoeling

Slide 22 - Question de remorquage

Sleep de soort kringloop naar het juiste vak.
Korte kringloop van het water
Lange kringloop van het water

Slide 23 - Question de remorquage

Hier zie je een voorbeeld van?
A
Zeestromen
B
Luchtstromen
C
Lange kringloop van het water
D
Korte kringloop van het water

Slide 24 - Quiz

Zuidpool
Noordpool
Evenaar

Slide 25 - Question de remorquage

Passen de volgende uitspraken bij het weer of het klimaat? Sleep ze naar de juiste plek
Weer
Klimaat
1. In Brazilië kan je vanwege de vele neerslag en hoge temperatuur goed suiker verbouwen.
2. Vannacht koelt het erg af, maar morgen wordt het warm weer met veel zon.
3. Vanwege de half jaarlijkse moesson, regent het in Indonesië nu heel veel.
4. Ik ga elk jaar naar Italië op vakantie, want daar is het altijd zulk lekker weer.

Slide 26 - Question de remorquage

Sleep de  begrippen naar de juiste betekenis
Het weer in een groot gebied in een lange tijd
regen, sneeuw, hagel en ijzel
temperatuur, neerslag, wind, bewolking en zonneschijn van een plaats op een dag of uur 
Klimaat
Weer
Neerslag

Slide 27 - Question de remorquage

De volgende zinnen gaan over weer of klimaat.? Sleep ze naar elkaar toe! 
Weer
klimaat
1. Ik ga morgen sleetje rijden, want het wordt -2 graden.
2. In Italië kun je ’s zomers altijd fijn zwemmen.

Slide 28 - Question de remorquage