6. JUN 6 weg wijzen

                          telefoon 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

                          telefoon 

Slide 1 - Diapositive

bereid je voor:
1. el chicle, la gorra, los auriculares, la mesa y la silla
2. heb je schrift (libreta) klaar
3. heb je laptop klaar, neem een laptop van receptie als je een laptop nodig hebt.
4. OBSERVATIE: herhaald afwijzende gedrag = AN Magister
aan het einde van deze les gaan wij feedback geven

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
- oefenen met een luisteroefening

Slide 3 - Diapositive

VANDAAG DOEN WE...
1. nakijken teksten
2. De aanvoegende wijs (formeel/informeel)
3. openbaar vervoer
4. Luister oefening
5. EXIT TICKET: ik geef e de weg, je zegt wo het is!



Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

VANDAAG DOEN WE...
1. nakijken teksten
2. De aanvoegende wijs (formeel/informeel)
3. openbaar vervoer
4. Luister oefening
5. EXIT TICKET: ik geef e de weg, je zegt wo het is!



Slide 6 - Diapositive

2. Sal de la escuela, gira / ve a la izquierda, sigue todo recto, pasa por debajo del puente y estás ahí/ allí - en el parque

3. Sal de escuela y gira a la izquierda, toma la primera calle a la derecha, sigue todo recto, cruza la calle principal. Entra al supermercado - pasa por el supermercado. Sal del supermecado. Está a la derecha. 

4. Sal de la escuela, gira a la derecha, cruza la calle principal, gira/tuerce a la izquierda, sigue (todo) recto. Está a la derecha. Está en la esquina, debajo del puente. 

Slide 7 - Diapositive

Imperativo

Slide 8 - Diapositive

y10
INSTRUCTIES LES: 

Slide 9 - Diapositive

Imperativo

Slide 10 - Diapositive

VANDAAG DOEN WE...
1. nakijken teksten
2. De aanvoegende wijs (formeel/informeel)
3. openbaar vervoer
4. Luister oefening
5. EXIT TICKET: ik geef e de weg, je zegt wo het is!



Slide 11 - Diapositive

Vocabulario:  sleep de juiste combinaties naar elkaar toe
en autobús
en bus
la primavera
en metro
en coche
en tren
en bicicleta
en bici
en avión
en tranvía
en moto

Slide 12 - Question de remorquage

Het werkwoord ir= gaan
ir
voy
vas
va
vamos
vais
van
a


de


en
ir a = gaan naar : voy a Cali
ir a + infinitivo: nabije toekomst:
         mañana voy a visitar el museo
ir de : in uitdrukkingen: ir de compras
            ir de vacaciones, ir de excursión, ir              de copas, ir de tapas
ir en + vervoermiddel: ir en avión,    
          ir en coche, ir en bicicleta
ir a pie
ir a caballo

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

1 Desde Postjesweg, ¿cómo se va a Noorderpark?
 
2. Desde Postjesweg, ¿Cómo se va a la estación central?

Slide 15 - Diapositive

VANDAAG DOEN WE...
1. nakijken teksten
2. De aanvoegende wijs (formeel/informeel)
3. openbaar vervoer
4. Luister oefening
5. EXIT TICKET: ik geef je de weg, je zegt wo het is!



Slide 16 - Diapositive

EXTRA VOCAB
¿Hay un supermercado por aquí?
Perdón, para ir...

ESTABLECIMIENTO
A LA ALTURA DE
CONTINÚA DERECHO / SIGUE DERECHO - recht door
DERECHA - A LA DERECHA - rechts

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

SCHRIJF JE ANTWOORDEN OP, ZO:
1. biblioteca, 2. panadería...

Slide 19 - Question ouverte

Lesdoelen
- oefenen met een luisteroefening

Slide 20 - Diapositive

pausa

Slide 21 - Diapositive

De weg vragen en wijzen
¿Qué? 

 ¿Cómo? Describe el camino y 
usa el imperativo.

¿Tiempo? 20 minutos

Slide 22 - Diapositive

Exit ticket

Slide 23 - Diapositive

Objetivo

Slide 24 - Diapositive