H3 Werkwoordspelling oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Je (verraden) toch zeker je spiekende klasgenoot niet?

1. verraad
2. verraadt

De vader van het grote gezin (laden) de caravan al dagen van tevoren in.

1. laad
2. laadt

Ik (bevinden) mij momenteel in een lastige situatie.

1. bevind
2. bevindt

In de tuin van de buren (bespieden) de kat de vogels.

1. bespied
2. bespiedt

(Vinden) je dit compromis wel een goede oplossing?

1. Vind
2. Vindt

Normaal gesproken (vergoeden) de verzekering de inbraakschade.

1. vergoed
2. vergoedt

(Houden) de paraplu stevig vast met deze harde wind!

1. Houd
2. Houdt

De Nederlandse economie (herstellen) veel langzamer dan verwacht.

1. herstelt
2. hersteld
3. hersteldt

Na een lange wandeling (belanden) de verdwaalde toerist in een idyllisch dorp.

1. beland
2. belant
3. belandt

(Worden) je vriendin Enola ook uitgenodigd voor Franks verjaardag?

1. Wordt
2. Word

De geschaafde knie van het gevallen meisje (bloeden) nog altijd hevig.

1. bloedt
2. bloed

Hopelijk (gebeuren) er niets vervelends bij de volgende kampioenswedstrijd.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt