1.4 Help, de prijzen stijgen!

H1 Inkomen en welvaart
1.4 Help, de prijzen stijgen!
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H1 Inkomen en welvaart
1.4 Help, de prijzen stijgen!

Slide 1 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Leerdoelen
  • Ik kan het verband uitleggen tussen inflatie en koopkracht. 
  • Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.
  • Ik kan oorzaken van inflatie opsommen.
  • Ik kan het CPI berekenen.

Slide 2 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Koopkracht en inflatie
  • Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan kopen.
  • Inflatie is een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
  • Deflatie is een algemene prijsdaling van goederen en diensten.

Bij inflatie kan ik met dezelfde hoeveelheid geld minder goederen en diensten kopen. Als mijn inkomen niet veranderd, daalt mijn koopkracht.

Slide 3 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Nominaal en reëel inkomen
Met nominaal inkomen bedoelen we het inkomen dat je in euro's verdient.
  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel meer dan de inflatie, dan stijgt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 3 %. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht stijgt met 1%.

  • Stijgt je nominaal inkomen procentueel minder dan de inflatie, dan daalt je koopkracht.
      voorbeeld
      Mijn nominaal inkomen stijgt met 1%. De inflatie bedraagt 2%. Mijn koopkracht daalt met 1%.

Slide 4 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Nominaal en reëel inkomen
Bij het reëel inkomen hou je wel rekening met de gevolgen van inflatie voor je inkomen.

reëel inkomen = stijging in % nominaal inkomen - inflatie in %

voorbeeld
  • Je inkomen stijgt met 2,5%. De inflatie is 2%. De reëele stijging van je inkomen is 0,5%. 
  • Je inkomen stijgt met 1,8%. De inflatie is 2%. De reëele daling van je inkomen is - 0,2%.

Slide 5 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Prijscompensatie
Als je inkomen er procentueel evenveel op vooruit gaat als de hoogte van de inflatie, blijft je reëele inkomen gelijk. Er is sprake van prijscompensatie.

ter verduidelijking
Je verdient dus wel meer geld, maar je kan maar exact evenveel kopen als daarvoor. Je koopkracht blijft dus gelijk.

Slide 6 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Loon prijsspiraal





Wanneer het loon van werknemers stijgt, dan stijgt de productiekost, dus passen bedrijven prijs aan. Dit noemen we de loon prijsspiraal.
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging
loonstijging
stijging kosten
prijsstijging

Slide 7 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Oorzaken inflatie

Slide 8 - Diapositive

Welke uitgave neemt volgens jou de grootste hap uit het gemiddelde gezinsbudget?
A
Vervoer en communicatie
B
Voeding en drank
C
Wonen en energie
D
Kleding en schoenen

Slide 9 - Quiz

weging
indexcijfer
wonen en recreatie
25
108,5
vervoer en communicatie
15
103,9
voeding en drank
12
105,8
diverse goederen en diensten
11
108,0
recreatie en cultuur
10
106,7
...
...
....
totaal
100

Slide 10 - Diapositive

1.4 Help, de prijzen stijgen!
Samengesteld gewogen indexcijfer 
  • Het CPI is samengesteld uit verschillende artikelgroepen.
  • Niet elke artikelgroep weegt even zwaar op het gezinsbudget.
      bv. uitgaven voor woning en energie wegen zwaarder dan uitgaven voor recreatie.
  • Bij het samengesteld gewogen indexcijfer houdt men hier rekening mee. 

gewogen indexcijfer per artikelgroep = indexcijfer x weging

Slide 11 - Diapositive

weging
indexcijfer
gewogen indexcijfer
wonen en recreatie
25
108,5
2.712,5
vervoer en communicatie
15
103,9
1.558,5
voeding en drank
12
105,8
1.269,6
diverse goederen en diensten
11
108,0
1.188,0
recreatie en cultuur
10
106,7
1067,0
...
...
....
...
totaal
100
x
x
x
x
x
=
=
=
=
=

Slide 12 - Diapositive

Maken
6 tot en met 11 van 1.4 blz 24 en 25

Volgende week starten wij met H2.

Slide 13 - Diapositive