Overal 3H 1.2 rekenen aan hefbomen
1 / 15
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Een hefboom heeft een punt waar de hefboom om kan draaien.
Hoe heet dat punt?
Hoe heet dat punt?
A
het middelpunt
B
het draaipunt
Slide 2 - Quiz
Wat is bij hefbomen de definitie van de "arm"
A
de afstand van het draaipunt tot het aangrijpingspunt van de kracht
B
de afstand van het draaipunt tot het uiteinde van de kracht
C
de loodrechte afstand van het draaipunt tot de werklijn van de kracht
D
de afstand tussen beide krachten die in evenwicht zijn
Slide 3 - Quiz
Veel werktuigen zijn hefbomen.
Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?
Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?
A
Afstand tot het draaipunt
B
Grootte van beide krachten
C
De grootte van het draaipunt
D
Zowel de grootte van de krachten als de afstand tot het draaipunt
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:
A
De kracht met de klok mee gelijk zijn aan de andere kracht met de klok mee.
B
Het krachtmoment met de klok mee gelijk zijn aan het krachtmoment tegen de klok in
C
De massa aan beide zijden gelijk zijn.
D
Geen van bovenstaande antwoorden.
Slide 7 - Quiz
De hefboom is in evenwicht.Bereken het gewicht aan de rechterzijde
A
360 N
B
120 N
C
60 N
D
40 N
Slide 8 - Quiz
Is deze hefboom in evenwicht?
A
Ja, de hefboom is in evenwicht
B
Nee, draait naar links
C
Nee, draait naar rechts
Slide 9 - Quiz
F bij hefboom a is
A
64 m
B
9,0 Nm
C
0,090 mN
D
9,0 N
Slide 10 - Quiz
F bij hefboom a is
A
64 m
B
9,0 Nm
C
0,090 mN
D
9,0 N
Slide 11 - Quiz
Je ziet een hefboom waaraan gewichtjes zijn bevestigd. Alle gewichtjes zijn gelijk.
Wat zal er met de hefboom gebeuren?
Wat zal er met de hefboom gebeuren?
A
De hefboom is in evenwicht en zal niet draaien.
B
De hefboom zal linksom draaien.
C
De hefboom zal rechtsom draaien.
D
De hefboom draait naar links en naar rechts
Slide 12 - Quiz
Bereken de Fz van vader.
noteer formule, gegevens en berekening
