THEORIE Vormgevingsmiddelen

Theorie
Drama 
klas 4

vormgevingsmiddellen
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Theorie
Drama 
klas 4

vormgevingsmiddellen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slapstick (vormgevingsmiddel)

Slide 3 - Diapositive

Drama analyse

Drama =
toneel, opera, 
cabaret musical, 
televisie, film etc.


Inhoud = verhaal vertellen of boodschap geven

Let op! In een drama analyse gaat alleen over theatermiddelen


Slide 4 - Diapositive

Vormgeving = de keuzes die de regisseur heeft genomen hoe hij zijn verhaal weergeeft. 

Daaronder vallen twee begrippen: 
spel en enscenering.
Op examens staan theatermiddelen 
= vormgeving (van drama) dus spel en enscenering.





Slide 5 - Diapositive

Spel = alles wat de acteurs doen, niet wat ze zeggen!

a. lichaam (hoe mimiek in zijn gezicht, betekenis in zijn lichaamshouding).

b. stem (wat doe die met volume, timing, heeft de acteur een accent).




Slide 6 - Diapositive

c. speelstijl de kenmerkende manier van spelen door een acteur


d. mis-en-scene het gebruik van de ruimte door de acteurs 

Slide 7 - Diapositive

Enscenering = alles wat in het toneel beeld te zien is 
- alles wat onder speel valt.

locatie, decor
kap-grime, kostuums
rekwisieten
attributen
licht, geluid, muziek

Andere plaatsen:
bijvoorbeeld televisie, internet, op locatie.


Slide 8 - Diapositive


- non-verbale uitingsmogelijkheden: (mimiek, gebaren, houding)

- verbale uitingsmogelijkheden (taalgebruik, stemgebruik)

Slide 9 - Diapositive

Beschrijving van bijvoorbeeld van de Mise-en-scène:

Hoe spelers bewegen over de speelvlak 

de “choreografie” van een toneelstuk.
Letterlijk beschrijven en GEEN invulling geven:
dus alles benoem je wat er gebeurd en wat je ziet.



Slide 10 - Diapositive

Manieren van verwijzen naar werkelijkheid zijn:

Nabootsing
Typering
Omkering
Oefensituatie
Metafoor
Vrije verbeelding

Slide 11 - Diapositive

Oefening 1.

Analyseer voor je zelf en schrijf het op over de performance Wiek. Hoe spel en enscenering is gebruikt.
......................................................................



Slide 12 - Diapositive

0

Slide 13 - Vidéo

Oefening 2.

Analyseer voor je zelf en schrijf het op over de performance Plastic Bag. Hoe spel en enscenering is gebruikt.

......................................................................



Slide 14 - Diapositive

0

Slide 15 - Vidéo

Op de vloer
Opdracht:  
- maak groepjes van 2  personen
- maak een korte presentatie/performance van ongeveer 5minuten 
- houd een kleine presentatie/performance voor de klas 
- de rest van de klas analyseert voor zichzelf en schrijf het op. Hoe spel en enscenering is gebruikt.
Denk aan:
inhoud
theatermiddelen
spel
enscenering

Slide 16 - Diapositive

Noem een functie van theater.

Slide 17 - Carte mentale

Eindopdracht: 
Reflectie

SCE4 praktijk
Periode 4.01 

Slide 18 - Diapositive

Voorbeelden 
 
performances

Slide 19 - Diapositive

Marina Abramović
 - MoMA 2010

Slide 20 - Diapositive

0

Slide 21 - Vidéo

Boukje Schweigman
- Blaas

Slide 22 - Diapositive

0

Slide 23 - Vidéo

Eindopdracht: Reflectie 
SCE4 praktijk

Individueel praktijkopdracht:  
- maak een performance van 5 minuten
zorg dat er samenspel terug kom door 
de klas/publiek te betrekken of een klasgenoot te vragen
- onderwerp: reflectie
laat hem zien aan de docent en de klas/publiek
- pas functioneel spelgegevens, theatrale middelen toe. Kies een theatervorm en een functie voor de performance. Denk aan de theorie.


1) samenspel
2) theatrale middelen
3) verschillende theatervormen
4) theater en maatschappij

Slide 24 - Diapositive