Doewoord, deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat. Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten. bekendste vorm: persoonsvorm.
Die vind je door de zin vragend te maken.
Slide 16 - Diapositive
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 17 - Quiz
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling
Slide 18 - Quiz
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de
Slide 19 - Quiz
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme
Slide 20 - Quiz
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het werkwoord?