Révision Partie 1 + E. Regarder

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Préparation au test

- Magister - Teams

samengevat: 

werkwoorden être - avoir - aller

regelmatige werkwoorden -er

Chapitre 1 A - B - C - D - E (deze LessonUp)

Au travail!

In deze LessonUp ga je zelf aan het werk

Je kan kiezen waar je op focust

Kleuren:

blauw = VOCA

geel = passé composé

paars = passé composé + VOCA

het land

1. la ville
2. la vie
3. le pays
4. les Pays-Bas

1. une soeur
2. la mer
3. une ile
4. la rentrée

1. un avion
2. le train
3. un voyage
4. la liberté

1. un jeune
2. une piscine
3. un voyage
4. un ami

uitleggen

ontmoeten

pendant

terrible

car

nul

vreselijk

waardeloos

want

tijdens

het is mooi weer

la montagne

1. de vrijheid
2. de berg
3. het eiland
4. het vliegtuig

het is koud

1. il fait beau
2. il fait chaud
3. il fait mauvais
4. il fait froid

Waar ben je geweest?

1. Tu as été où?
2. Tu as été avec qui?
3. Tu as été super?
4. Tu as été car?

de reis

in/naar Nederland

aux Pays-Bas

hoofdletters voor landen!

denk om de correcte vertaling van in-naar!

het station

1. la maison
2. le station
3. la vie
4. la gare

slapen

1. regarder
2. louer
3. arriver
4. dormir

Le passé composé

D. Grammaire

Chapitre 1

Zet de volgende werkwoorden in de passé composé

Noteer ook het onderwerp (je, tu , ...)

on - manger

vous - jouer

je - passer

il - habiter

on - regarder

nous - inviter

tu - faire du foor

elle - avoir

elles - être

Hoe ging dit?

😒🙁😐🙂😃

Was het nog lastig?

vraag extra uitleg in deze les

kijk in LessonUp voor extra opdrachten

Kijk op wrts voor extra oefeningen

Kijk bij Slim stampen in Grandes Lignes

een stapje verder

passé composé maken van de nieuwe werkwoorden uit Chapitre 1 (VOCA A - B - E)

Hier moet je dus laten zien dat je de passé composé kan maken EN dat je de woordjes kent

ik heb verteld

Heb je een leuke vakantie gehad?

Waar ben je geweest?

Ik ben naar Nice geweest.

Was het mooi weer?

Zij hebben ontmoet

Wat heb je deze zomer gedaan?

wij hebben gecampeerd.

Jullie hebben gefietst.

hij heeft een huis gehuurd.

Heeft hij Frans gesproken?

Hoe ging dit?

😒🙁😐🙂😃