Herhaling organen en cellen

Herhaling organen en cellen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Herhaling organen en cellen

Slide 1 - Diapositive

Wat is een orgaan?
A
Een deel van een organisme.
B
Een bouwsteen van een organisme
C
Een deel van een organisme met een bepaalde taak.
D
Een bouwsteen van een organisme met een bepaalde taak.

Slide 2 - Quiz

Wat is geen orgaan?
A
Hart
B
Maag
C
Skelet
D
Dikke darm

Slide 3 - Quiz

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen

Slide 4 - Quiz

Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 5 - Quiz

Een wortel is een orgaan van een plant
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN functie van de wortels
A
Stoffen opnemen uit de bodem
B
Voedsel maken voor de plant
C
reservestoffen opslaan
D
Stevigheid

Slide 7 - Quiz

Planten maken hun eigen voedingsstoffen. In welk orgaan doen ze dit vooral ?
A
in de bloemen
B
in de bladeren
C
in de stengels
D
in de wortels

Slide 8 - Quiz

Wat is een orgaanstelsel?
A
alle organen die werken
B
alle organen die bezig zijn met leven
C
alle levende organen
D
alle organen die samenwerken aan 1 taak

Slide 9 - Quiz

Hiernaast zie je een orgaanstelsel van een hond. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bottenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 10 - Quiz

Hiernaast zie je een orgaanstelsel. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Beenderstelsel
D
Verteringsstelsel

Slide 11 - Quiz

Hiernaast zie je een orgaanstelsel afgebeeld. Welk orgaanstelsel is dit?
A
Ademhalingsstelsel
B
Bloedvatenstelsel
C
Skelet
D
Verteringsstelsel

Slide 12 - Quiz

In veel cellen zit een celkern, de functie van deze celkern is:
A
zorgen voor stevigheid
B
zorgen voor fotosynthese
C
regelen van alles wat er in de cel gebeurt
D
zorgen voor transport

Slide 13 - Quiz

Dit is een dierlijke cel
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Hoe heet het onderdeel dat is aangegeven met nummer 1?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Celplasma

Slide 15 - Quiz

De plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 16 - Quiz

Wat is onderdeel A van de plantencel?
A
De celkern
B
Het celmembraan
C
De celwand
D
Vacuole

Slide 17 - Quiz

Wat is onderdeel F van de plantencel?
A
De celkern
B
Het celmembraan
C
De celwand
D
Vacuole

Slide 18 - Quiz

Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6

Slide 19 - Quiz

Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
bladgroenkorrels

Slide 20 - Quiz

Heeft een dierlijke cel celplasma?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Een dierlijke cel heeft geen
A
Celwand
B
Celkern
C
Celmembraan
D
Cytoplasma

Slide 22 - Quiz

Een onderdeel in een plantencel dat gevuld is met water
A
vacuole
B
bladgroenkorrels
C
celkern
D
zetmeelkorrels

Slide 23 - Quiz

Wat zie je hier op de foto?
A
Loep
B
Microscoop
C
Telescoop
D
stereoloep

Slide 24 - Quiz

12. Kijk je door het oculair van een microscoop?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Waarvoor zijn de objectieven van de microscoop?
A
beeld vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
scherp beeld
D
stevigheid

Slide 26 - Quiz

Wat is de functie van het 'diafragma' van de microscoop?
A
het preparaat vergroten
B
hoeveelheid licht regelen
C
microscoop aan vastpakken
D
microscoop aan/uit zetten

Slide 27 - Quiz

De kleine schroef van de microscoop is voor nauwkeurige
scherpstelling.

A
Waar
B
Niet Waar

Slide 28 - Quiz

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quiz

Wat is de goede volgorde van celdeling?
A
plasmagroei-kerndeling-celdeling
B
kerndeling-celdeling-plasmagroei
C
celdeling-kerndeling-plasmagroei
D
celdeling-plasmagroei-kerndeling

Slide 30 - Quiz

Hoe worden dochtercellen net zo groot als de moedercel waaruit ze ontstaan?
A
Door celdeling
B
Door kerndeling
C
Door plasmagroei

Slide 31 - Quiz