Iets is meestal een argument als één van de volgende woorden in de zin voorkomt: omdat, want, daarom, dus.
Dit noemen we signaalwoorden.
Omdat en want staan voor het argument, daarom en dus komen na het argument.
BV: Laten we samen dit boek lezen, want samen lezen is veel leuker.
Samen lezen is veel leuker, daarom lezen we samen.